Les 1 en 2: LV GT3

Leesstrategieen, herhaling en overdrijving
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesstrategieen, herhaling en overdrijving

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Leesstrategieën
Globaal lezen
Je leest globaal: als je snel wilt weten waar een tekst over gaat
Lees de titel, inleiding en tussenkopjes
Bekijk de afbeeldingen en lees de eerste en laatste zinnen

Zoekend lezen
Je leest zoekend: als je meer wilt weten over een onderwerp of het antwoord op een vraag zoekt
Gebruik trefwoorden/zoekwoorden
Bekijk eerst de inhoudsopgave, titel, tussenkopjes en afbeeldingen

Nauwkeurig lezen
Je leest de tekst nauwkeurig: als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren of als je een samenvatting moet maken
Je leest de hele tekst van begin tot eind
Let op signaalwoorden!



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Herhaling 

Eén of twee woorden of de hele zin nog een keer zeggen voor extra nadruk



Hij is altijd en altijd ziek.

Overdrijving

- Groter, beter of erger maken
(extra nadruk geven op een emotie of een mening).
- Om humoristisch te zijn
- Niet letterlijk nemen.

Ik verveel me dood vandaag.

Slide 15 - Slide

Overdrijving of herhaling?
Voor de zoetste verleidingen ga je naar de chocoladefontein
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 16 - Quiz

Herhaling of overdrijving?
Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder!
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 17 - Quiz

Herhaling of overdrijving?
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant?
A
overdrijving
B
herhaling

Slide 18 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

Tot in de wolken heb ik je gezocht
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 19 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

Ik sta hier al eeuwen te wachten.
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 20 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

‘Wil je daar nu echt, echt mee stoppen’!
A
herhaling
B
overdrijving

Slide 21 - Quiz

Kijken, kijken, niet kopen!
De schrijver versterkt zijn tekst hier door ...
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 22 - Quiz

Herhaling of overdrijving?

De regen viel met bakken uit de lucht.
A
Herhaling
B
Overdrijving

Slide 23 - Quiz

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag

Slide 24 - Quiz

Maak nu zelf een zin waar herhaling in voorkomt.

Slide 25 - Open question

Maak nu zelf een zin waar overdrijving in voorkomt.

Slide 26 - Open question

Aan de slag 
Maken:
Les 1: 1-11 (9 niet)
Les 2: 1 t/m 10






Slide 27 - Slide