1.3 Liberalen, conservatieven en confessionelen

Historisch Overzicht 
vanaf 1848




Liberalen, conservatieven en confessionelen
1 / 49
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Historisch Overzicht 
vanaf 1848




Liberalen, conservatieven en confessionelen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen jullie:
  1. Uitleggen waarom de Luxemburgse Kwestie (1867) uitbreekt.
  2. Uitleggen wat het Caoutchoucartikel inhoudt.

Slide 3 - Slide

Willem I, II en III
Wie heeft de macht?
1815-1840 Willem I    veel macht
1840-1849 Willem II  door grondwet van 1848 minder macht
1849-1890 Willem III volgt zijn vader paar maanden na de
                                           grondswetswijziging op

Slide 4 - Slide

Grondwet van Thorbecke
Willem III (1849-1890)
  • Willem III volgt in 1849 Willem II op.
  • Hij is het oneens met de nieuwe grondwet.
  • Hij wil regeren zoals Willem I dat kon.

Slide 5 - Slide


Luxemburgse kwestie
1867


  • Frankrijk is bang voor een te machtige Noord-Duitse Bond (voorloper van Duitsland)
  • Frankrijk wil Luxemburg daarom kopen van Nederland: dat was geen enkel probleem! (koning Willem III was ook groothertog van Luxemburg)
  • Maar...Luxemburg is lid van de Noord-Duitse Bond!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Van onhandige diplomatie
tot internationaal conflict



  • In eerste instantie was de Noord-Duitse Bond akkoord en kon Willem III zijn zoon naar Parijs sturen om de verkoop te regelen.
  • Maar Von Bismarck (Noord-Duitse Bond) veranderde zijn mening, en dreigde Frankrijk en Nederland met oorlog!
  • Nederland schrikt en verkoopt Luxemburg toch niet..


Slide 8 - Slide


...eind goed, al goed?


  • Het Nederlandse parlement hoorde pas achteraf dat er een oorlogsdreiging  was geweest, en vond dat de ministers weg moesten.
  • De ministers wilden dat niet, en werden hierin gesteund door Willem III
  • Het parlement besloot daarom alle financiële plannen van de ministers af te keuren: nu móesten de ministers wel opstappen.




Sinds de Luxemburgse kwestie neemt een regering altijd ontslag als de meerderheid van het parlement dat wil. De wordt de Vertrouwensregel genoemd. Het is geen wet, maar een ongeschreven regel.

Slide 9 - Slide

Conclusie
Kabinet kan alleen aanblijven met steun/vertrouwen van de Tweede Kamer

Slide 10 - Slide

Nederland steeds democratischer
1848 censuskiesrecht, ±12% van de mannen
1887 caoutchouc-artikel, ± 25% van de mannen
1917 algemeen kiesrecht mannen, passief kiesrecht vrouwen
1919 algemeen kiesrecht vrouwen  

1919 24 jaar en ouder
1965 21 jaar en ouder
1983 18 jaar en ouder

Slide 11 - Slide

Caoutchouc-artikel
1887



  • De 'rubberen regel' komt in de Grondwet, waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'.
  • Dat klinkt vaag, en dat was ook de bedoeling: de eisen konden steeds worden verlaagd. Aan deze 'rubberen' flexibiliteit dankt het artikel haar naam.

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

huiswerk:
  • Leren: §1.3
  • Maken: §1.3 

Klaar?
  • Leren: §1.3
  • Samenvatten: §1.3

Slide 14 - Slide

Personen uit deze les

  • Koning Willem II
  • Koning Willem II

Slide 15 - Slide

Jaartallen uit deze les
  • 1849 Koning Willem III
  • 1867 Luxemburgse kwestie
  • 1887 Caoutchouc-artikel

Slide 16 - Slide

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 17 - Open question

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 18 - Quiz

Wie is dit?
A
Koning Willem I
B
Thorbecke
C
Koning Willem II
D
Koning Willem III

Slide 19 - Quiz

Welke koning is vorst tijdens de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem-Alexander

Slide 20 - Quiz

Wie kan gezegd hebben: "Mijn vader had Thorbecke nooit die grondwet moeten laten schrijven"
A
Thorbecke
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 21 - Quiz

Welke landen horen bij het Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland, Luxemburg en Spanje
C
België en Luxemburg
D
Nederland, België en Duitsland

Slide 22 - Quiz

Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland

Slide 23 - Quiz

de kwestie Luxemburg ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 24 - Quiz

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 25 - Quiz

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 26 - Quiz

Hoeveel procent van de mannen mocht in 1888 stemmen voor de Tweede Kamer?
A
10%
B
20%
C
25%
D
50%

Slide 27 - Quiz

Historisch Overzicht 
vanaf 1848




Liberalen, conservatieven en confessionelen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Opkomst nieuwe politieke stromingen
Deze komen op voor bevolkingsgroepen die achtersteld waren = emancipatie

Confessionelen (christelijk)
- Protestanten    --> verzet tegen niet Christelijke ideeen.
- Katholieken      --> nog steeds achtergesteld in de praktijk

- Socialisten        --> opkomen voor rechten van de arbeiders

Slide 31 - Slide

Protestanten
  • 1879: A.R.P: Kuyper

  • "kleine luyden" : boeren, arbeiders, kleine winkeliers


  • kiesrecht voor het mannelijke hoofd van het gezin

Slide 32 - Slide

Katholieken
  • Protestant was officieel geloof in Nederland
  • Katholieken achtergesteld
  • 1926: Schaepman: R.K.S.P.
  • Limburg, Noord-Brabant

Slide 33 - Slide

Confessionelen
De schoolstrijd
  • Confessionelen baseren hun politieke ideeën op geloof.
  • In Nederland waren er protestanten en katholieken. Zij willen eind 19de eeuw meer rechten.
  • Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
  • Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
  • De confessionelen streden voor gelijke rechten (emacipatie):
  1. De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
  2. Bij het maken van wetten moet meer rekening gehouden worden met geloof.





Slide 34 - Slide

Personen uit deze les

  • Abraham Kuyper (Protestant)
  • Herman Schaepman (katholiek)

Slide 35 - Slide

Jaartallen uit deze les
  • 1878 schoolwet
  • 1879 oprichting Anti-Revolutionaire Partij

Slide 36 - Slide

Aan de slag

  • opdrachten werkboek par 1.3 opdr 6 tm 10
  • samenvatting maken

Slide 37 - Slide

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 38 - Quiz

Confessionele partijen willen:
A
Samenwerken met de socialisten
B
De rijkdom eerlijk willen verdelen
C
Dat het geloof geen invloed heeft op de politiek
D
Emancipatie van katholieken en protestanten

Slide 39 - Quiz

Wie behoorden tot de kleine luyden?
A
directeuren
B
artsen
C
kleine boeren
D
winkeliers

Slide 40 - Quiz

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 41 - Quiz

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen

Slide 42 - Quiz

Bij welke partij hoort Schaepman?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 43 - Quiz

Bij welke partij hoort Kuyper?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
SDAP
D
RKSP

Slide 44 - Quiz

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 45 - Quiz

De schoolstrijd staat voor...
A
De strijd tussen ouders en leerkrachten over goed onderwijs.
B
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over goed onderwijs.
C
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over de betaling van de schoolkosten.
D
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren om een eigen school te kunnen starten.

Slide 46 - Quiz

2. politieke stroming die opkomt voor vrijheid van burgers door zo weinig mogelijk regels te maken
A
socialisten
B
communisten
C
confessionelen
D
liberalen

Slide 47 - Quiz

De confessionelen en liberalen waren verwikkeld in de schoolstrijd. Deze ruzie ging over:
A
Het aantal uren godsdienstles in de week.
B
De vraag of er wel of geen les in liberale ideeën gegeven mocht worden op school.
C
De vraag of het christelijk onderwijs ook door de regering gefinancierd moest worden.
D
De wens van de liberalen om de christelijke scholen te sluiten.

Slide 48 - Quiz

Aan de slag

  • opdrachten werkboek par 1.3 opdr 5 tm 10
  • samenvatting maken
  • SO H1: 3 oktober

Slide 49 - Slide