Les V2D - herhaling § 12 en rest van §13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden - 25.03.24


Nederlands 
 
Herhaling §12
+  
§13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden
 
V2D
25-03-2024
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson


Nederlands 
 
Herhaling §12
+  
§13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden
 
V2D
25-03-2024

Slide 1 - Slide

Agenda
  • 09:50 - 10:05:  landen en 10 min. lezen 
  • 10:05 - 10:15:  opfrissen vorige les   
  • 10:15 - 10:30:  nakijken oefentoets §12 & vragen/ herhaling
  • 10:30 - 10:45: rest van de werkwoordstijden §13  
  • 10:45 - 11:05: oefentoet §13
  • 11:05:              afsluiting 
  • 11:10:              einde les 

Slide 2 - Slide


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Agenda
  • 09:50 - 10:05:  landen en 10 min. lezen 
  • 10:05 - 10:15:  opfrissen vorige les   
  • 10:15 - 10:30:  nakijken oefentoets §12 & vragen/ herhaling
  • 10:30 - 10:45: rest van de werkwoordstijden §13  
  • 10:45 - 11:05: oefentoets §13
  • 11:05:              afsluiting 
  • 11:10:              einde les 

Slide 4 - Slide

Opfrissen vorige les
Wat weten we nog van de vorige les? 
Lesson- Up

Slide 5 - Slide

Bedenk een voorbeeldzin in de o.t.t.

Slide 6 - Open question

Waar staat o.v.t. voor?
A
Onvoltooid verleden tijd
B
Onvoltooiende verleden tijd
C
Onvoltooid vervoegende tijd
D
Onvoltooid voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

Hoe kan je de o.v.t. het beste uitleggen?
A
de "gewone" toekomstige tijd
B
Als de voltooid verleden tijd
C
Als de "gewone" tegenwoordige tijd
D
Als de "gewone" verleden tijd

Slide 8 - Quiz

Bedenk een voorbeeldzin in de v.v.t.

Slide 9 - Open question

In welke tijd staat deze zin?
Wij zijn gisteren met z'n allen naar een voetbalwedstrijd geweest.

A
v.t.t.
B
o.v.t.
C
o.t.t.
D
v.v.t.

Slide 10 - Quiz

Nakijken oefentoets §12  
vragen/ herhaling
  • Kijk de toets in 5 minuten even zelfstandig na
  • Hierna bespreken we een aantal vragen samen 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Nakijken oefentoets §12  
vragen/ herhaling
2 Welke vorm heeft het onderstreepte werkwoord?
Met een bezwerende vinger gaf de leraar zijn visie op het voorval.
A infinitief
B persoonsvorm tegenwoordige tijd
C persoonsvorm verleden tijd
D gebiedende wijs
E voltooid deelwoord
F onvoltooid deelwoord
G bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een voltooid deelwoord
H bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Nakijken oefentoets §12  
vragen/ herhaling
2 Welke vorm heeft het onderstreepte werkwoord?
Met een bezwerende vinger gaf de leraar zijn visie op het voorval.
A infinitief =  bezweren
B persoonsvorm tegenwoordige tijd = (de leraar) bezweert
C persoonsvorm verleden tijd = (de leraar) bezweerde
D gebiedende wijs = bezweer
E voltooid deelwoord = (heeft) bezweerd 
F onvoltooid deelwoord = bezwerend 
G bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een voltooid deelwoord = bezweerde
H bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een onvoltooid deelwoord = bezwerende

Slide 13 - Slide

Nakijken oefentoets §12  
vragen/ herhaling
Welke vorm heeft het onderstreepte werkwoord?
Met een wandelende tak liet de bioloog het proefje zien.

infinitief =  wandelen
persoonsvorm tegenwoordige tijd = (de bioloog) wandelt
persoonsvorm verleden tijd = (de bioloog) wandelde 
gebiedende wijs = wandel
voltooid deelwoord = (heeft) gewandeld  
onvoltooid deelwoord = wandelend
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een voltooid deelwoord = gewandelde
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een onvoltooid deelwoord = wandelende

Slide 14 - Slide

Agenda
  • 09:50 - 10:05:  landen en 10 min. lezen 
  • 10:05 - 10:15:  opfrissen vorige les   
  • 10:15 - 10:30:  nakijken oefentoets §12 & vragen/ herhaling
  • 10:30 - 10:45: rest van de werkwoordstijden §13  
  • 10:45 - 11:05: oefentoets §13
  • 11:05:              afsluiting 
  • 11:10:              einde les 

Slide 15 - Slide

§13 - werkwoordsvormen deel 2
  • Pak je schrift
  • Pak je pen
  • Boek: cursus 7, §13, p. 266

Slide 16 - Slide

  • o.t.t = ?
  • onvoltooid tegenwoordige tijd
  • v.t.t. = ?
  • voltooid tegenwoordige tijd
  • v.v.t. = ?
  • voltooid verleden tijd
  • o.v.t. = ?
  • onvoltooid verleden tijd

Slide 17 - Slide

§13 werkwoordsvormen - deel 2
cursus 7, §13, p. 266
Ik zal schrijven.
     

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Deze zin staat in de toekomstige tijd. 
  • Waarom toekomst?
  • zal
  • Hoe noemen we deze tijd officieel?
  • onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd = hulpwerkwoord zullen + een werkwoord in de infinitief
  • o.t.t.t.  

Slide 18 - Slide

§13 werkwoordsvormen - deel 2
cursus 7, §13, p. 266
Ik zou schrijven.
     

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Deze zin staat in de verleden tijd. 
  • Waarom?
  • zou
  • wat voor verleden tijd?
  • onvoltooid verleden toekomende tijd = hulpwerkwoord zullen in de verleden tijd + het werkwoord in de infinitief
  • o.v.t.t.  

Slide 19 - Slide

§13 werkwoordsvormen - deel 2
cursus 7, §13, p. 266
Ik zal het boek hebben geschreven.
     

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Deze zin staat in de toekomstige tijd. 
  • Waarom?
  • zal
  • wat voor toekomstige tijd?
  • voltooid tegenwoordig toekomende tijd = hulpwerkwoord zullen in de tegenwoordige tijd + het werkwoord hebben in de tegenwoordige tijd en het zww in de voltooide tijd
  • v.t.t.t.  

Slide 20 - Slide

Welke missen we nog?
  • o.t.t.t.
  • o.v.t.t
  • v.t.t.t

Slide 21 - Slide

§13 werkwoordsvormen - deel 2
cursus 7, §13, p. 266
Ik zou het boek hebben geschreven.
     

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Deze zin staat in de verleden tijd. 
  • Waarom?
  • zou
  • wat voor toekomstige tijd?
  • voltooid verleden toekomende tijd = hulpwerkwoord zullen in de verleden tijd + het werkwoord hebben in de tegenwoordige tijd en het zww in de voltooide tijd
  • v.v.t.t.  

Slide 22 - Slide

§13 werkwoordsvormen - deel 2
cursus 7, §13, p. 266
Ik zal het boek hebben geschreven.
     

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Deze zin staat in de toekomstige tijd. 
  • Waarom?
  • zal
  • wat voor toekomstige tijd?
  • voltooid tegenwoordig toekomende tijd = hulpwerkwoord zullen in de tegenwoordige tijd + het werkwoord hebben in de tegenwoordige tijd en het zww in de voltooide tijd
  • v.t.t.t.  

Slide 23 - Slide

Agenda
  • 09:50 - 10:05:  landen en 10 min. lezen 
  • 10:05 - 10:15:  opfrissen vorige les   
  • 10:15 - 10:30:  nakijken oefentoets §12 & vragen/ herhaling
  • 10:30 - 10:45: rest van de werkwoordstijden §13  
  • 10:45 - 11:05: oefentoets §13
  • 11:05:              afsluiting 
  • 11:10:              einde les 

Slide 24 - Slide

Oefentoets
  • Maak de oefentoets van §13: werkwoordstijden en werkwoordsvormen
  • Je krijgt hier 20 minuten de tijd voor
  • Heb je het af: dan mag je iets voor jezelf doen. 
timer
20:00

Slide 25 - Slide

timer
20:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide