BSR 4/3 2(a)ha Spelling §13 wwvorm en -tijd

  • Lees de theorie op blz. 265 (havo) of blz. 266 (vwo).
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin alvast aan de paragraaf.
§13: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Zet de onderstaande zin van voltooid tegenwoordige tijd naar onvoltooid tegenwoordige tijd.

vtt: 'Pelle ontving briefjes van zijn overleden vader.'
ovt: '...'
timer
5:00
vwo
Zet onderstaande zin van de onvoltooid verleden tijd naar de voltooid verleden tijd.

- 'Mijn broer kon vroeger heel goed voetballen.'
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  • Lees de theorie op blz. 265 (havo) of blz. 266 (vwo).
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin alvast aan de paragraaf.
§13: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Zet de onderstaande zin van voltooid tegenwoordige tijd naar onvoltooid tegenwoordige tijd.

vtt: 'Pelle ontving briefjes van zijn overleden vader.'
ovt: '...'
timer
5:00
vwo
Zet onderstaande zin van de onvoltooid verleden tijd naar de voltooid verleden tijd.

- 'Mijn broer kon vroeger heel goed voetballen.'

Slide 1 - Slide

  • Je herkent wanneer je de gebiedende wijs spelt.
  • Je kunt de gebiedende wijs op de juiste manier spellen.
  • Plusdoel: Je herkent het verschil tussen de gebiedende en aanvoegende wijs.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:
  • De startopdracht bespreken;
  • uitleg 7.13 Werkwoordsvormen en werkwoordstijden.
  • checkmoment;
  • keuze: verlengde uitleg of oefenen;
  • Uitleg aanvoegende wijs (vwo);
  • leerdoelen checken en afronden.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Havo:
Zet de onderstaande zin van onvoltooid tegenwoordige tijd naar voltooid tegenwoordige tijd.

ott: 'Pelle ontving briefjes van zijn overleden vader.'
vtt: 'Pelle ontvangt briefjes van zijn overleden vader.'


Vwo:.
Zet onderstaande zin van de onvoltooid verleden tijd naar de voltooid verleden tijd.

vvt: Mijn broer kon vroeger heel goed voetballen.
ovt: Mijn broer had vroeger heel goed kunnen voetballen.

Slide 5 - Slide

Hoe ging de startopdracht?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Weglatingsstreepje
blz. 254-255.
Werkwoords-vormen en werkwoords-tijden

Slide 7 - Slide

Werkwoordsvormen
Je hebt geleerd dat werkwoorden verschillende vormen kunnen hebben. Hier staan ze nog eens op een rijtje:
  • infinitief (het hele werkwoord, de wij-vorm): werken, lopen
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): werk, loop,
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt): werkte, liep
  • gebiedende wijs (gw): werk, loop
  • voltooid deelwoord (vd): gewerkt, gelopen
  • onvoltooid deelwoord (ovd): werkend, lopend. 

Slide 8 - Slide

Werkwoordstijden
Het Nederlands kent acht werkwoordstijden
  • onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): 
  • onvoltooid verleden tijd (ovt): 
  • voltooid tegenwoordige tijd (vtt): 
  • voltooid verleden tijd (vvt): 
  • onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (ottt): 
  • onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt):
  • voltooid tegenwoordig toekomende tijd (vttt):
  • voltooid verleden toekomende tijd (vvtt);

Slide 9 - Slide

Zo herken je de werkwoordstijden
1. Staat er een vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin? Ja? Dan is de zin voltooid. Schrijf een v op plaats 1 van de afkorting. Nee? Dan is de zin onvoltooid. Schrijf een o op de plaats van de afkorting.

2. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of de verleden tijd? Schrijf een t of een v op de tweede plaats van de afkorting.

3. Staat er een vorm van zullen in de zin? Ja? Dan is de zin toekomend. Schrijf een t op de derde plaats van de afkorting. Nee? Dan is dat niet het geval. Laat de derde plaats van de afkorting open.
4. Schrijf op de laatste plaats de t van tijd

Slide 10 - Slide

Dina gaat naar de bioscoop.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 11 - Quiz

Dina ging naar de bioscoop.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 12 - Quiz

Dina is naar de bioscoop gegaan.

A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 13 - Quiz

Het gebrek aan aan ingrediënten voor appeltaart zou een probleem kunnen worden.
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
B
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
D
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)

Slide 14 - Quiz

'Ik kan werkwoordsvormen herkennen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 15 - Poll

'Ik kan werkwoordstijden herkennen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 16 - Poll

Dina zal naar de bioscoop zijn gegaan.
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
B
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
D
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)

Slide 17 - Quiz

Dina zou naar de bioscoop gaan.
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
B
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
D
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.13 Werkwoordsvormen en -tijden.
Havo: Opdracht 1 t/m 4.
Vwo: Opdracht 1 t/m 4.
In je online boek (Magister -> leermiddelen).
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.

Hulp
De 4 B's en het oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Keuze 1: Verder oefenen in de online trainer.
* Kies je eigenlijk moeilijkheidsgraad.
Keuze 2: Verder oefenen in het online boek.
timer
15:00

Slide 20 - Slide

  • Je herkent wanneer je de gebiedende wijs spelt.
  • Je kunt de gebiedende wijs op de juiste manier spellen.
  • Plusdoel: Je herkent het verschil tussen de gebiedende en aanvoegende wijs.
Lesdoelen

Slide 21 - Slide

Hoe ging het oefenen met
deze spellingregel je af?


😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Maak de zin af en noteer de juiste werkwoordstijd:

Mijn zus (spelen) gitaar.

Slide 23 - Open question

Maak de zin af en noteer de juiste werkwoordstijd:

Het (worden) vast een leuk avondje.


Slide 24 - Open question

Maak de zin af en noteer de juiste werkwoordstijd:

Wij (verhuizen) vorige week naar Amsterdam.

Slide 25 - Open question

Maak de zin af en noteer de juiste werkwoordstijd:

'Gisteren (hozen) het flink.'

Slide 26 - Open question

Wat moet je in de rest van de tekst nog
meer veranderen om het verhaal te laten
kloppen?

Slide 27 - Open question