Fase 2.3B Rekenen, verhoudingen 1 - procenten

         Fase 2                                                        
Fase 2.3B

Rekenen, 
procenten
1 / 35
next
Slide 1: Slide
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

         Fase 2                                                        
Fase 2.3B

Rekenen, 
procenten

Slide 1 - Slide

Wat ga je vandaag leren?
- Wat zijn procenten?
- Waar kom je procenten tegen?
- Breuken als kommagetal schrijven
- Breuken als procenten schrijven
- Breuken en procenten met elkaar vergelijken

Slide 2 - Slide

Welk teken gebruiken we voor procenten?

Slide 3 - Open question

Waar kom je procenten tegen?
Geef voorbeelden

Slide 4 - Mind map

Waar kom je procenten tegen?
- Actie, korting of sale in een winkel
- Rente bij de bank 
- Dagelijks leven: Mijn batterij is nog maar 10% vol 

Slide 5 - Slide

Een hele / het geheel
Dit betekent gewoon 1, of één compleet iets, zoals taart.
Dit is hetzelfde als:

Breuk:              1/1

Kommagetal:      1,00 
(denk aan €1,00)


Slide 6 - Slide

De helft / een halve
Als ik de pizza in twee stukken deel, noem je dat halveren. 
Elk stuk is dan de helft.

Dit is hetzelfde als:

Breuk:                   1/2 
(1 stuk van in totaal 2 stukken)

Kommagetal:                     0,50
 (denk aan €0.50)

Slide 7 - Slide

Een vierde - Een kwart
Een vierde is als ik de taart in 4 stukken snij. Een vierde kan je noemen als een kwart.

Dit is hetzelfde als:

Breuk:                 1/4 
(1 van de 4 stukken)

Kommagetal:           0.25 
(denk aan €0.25)


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

1/2:
Schrijf dit als kommagetal..

Slide 10 - Open question

1/1:
Schrijf dit als kommagetal..

Slide 11 - Open question

1/4:
Schrijf dit als kommagetal..

Slide 12 - Open question

1/5:
Schrijf dit als kommagetal..

Slide 13 - Open question

Ik kan een breuk als kommagetal schrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Procent
 Het woord procent komt van het woord "pro cento" en betekent letterlijk; "per honderd." 

Het totaal van iets is altijd 100%. Zoveel procent van iets betekent altijd; "zoveel van de honderd". Bij het rekenen met procenten ga je altijd op zoek naar die 100%. Dat is het startpunt van je berekening. 

Slide 15 - Slide

Wat betekent het woord Procent ?
A
voor centen
B
delen
C
per honderd
D
per keer

Slide 16 - Quiz

Een hele / het geheel
Dit betekent gewoon 1, of één compleet iets, zoals taart.
Dit is hetzelfde als:

Breuk:              1/1
Kommagetal:      1,00 
(denk aan €1,00)
Procent:      100% het geheel

Slide 17 - Slide

De helft / een halve
Als ik de pizza in twee stukken deel, noem je dat halveren. 
Elk stuk is dan de helft.

Dit is hetzelfde als:

Breuk:                   1/2 
(1 stuk van in totaal 2 stukken)
Kommagetal:                     0,50
 (denk aan €0.50)
Procent:      50% (de helft of 1/2e van 100%)

Slide 18 - Slide

Een vierde - Een kwart
Een vierde is als ik de taart in 4 stukken snij. Een vierde kan je noemen als een kwart.

Dit is hetzelfde als:

Breuk:                 1/4 
(1 van de 4 stukken)
Kommagetal:           0.25 
(denk aan €0.25)
Procenten:            25%
   (1/4e van 100%)


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

1/2 is hetzelfde als
A
2%
B
5%
C
20%
D
50%

Slide 21 - Quiz

1/4 is hetzelfde als
A
4%
B
40%
C
25%
D
20%

Slide 22 - Quiz

1/8 is hetzelfde als
A
8%
B
12,5%
C
80%
D
25%

Slide 23 - Quiz

hoeveel procent is dat?
21
A
0,5%
B
10%
C
20%
D
50%

Slide 24 - Quiz

hoeveel procent is dat?
105
A
0,5%
B
5%
C
15%
D
50%

Slide 25 - Quiz

hoeveel procent is dat?
104
A
40%
B
50%
C
60%
D
70%

Slide 26 - Quiz

hoeveel procent is dat?
41
A
4%
B
40%
C
0,25%
D
25%

Slide 27 - Quiz

Ik kan een breuk als percentage schrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

24,8 % is ongeveer:
A
7/10
B
3/10
C
1/4
D
1/2

Slide 29 - Quiz

wat is meer
A
40%
B
1/2

Slide 30 - Quiz

wat is meer
A
3/4
B
80%

Slide 31 - Quiz

wat is meer
A
1/4
B
4%

Slide 32 - Quiz

Ik kan breuken en procenten met elkaar vergelijken
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Wat ging er goed in deze les?

Slide 34 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 35 - Open question