Modalverben h2a week 3

Wat zijn ook alweer Modalverben



Wat zijn ook alweer Modalverben
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat zijn ook alweer Modalverben



Wat zijn ook alweer Modalverben

Slide 1 - Slide

Wat is een modaal werkwoord?
Een modaal werkwoord  (Modalverb)

  • staat samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  •  verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Slide 2 - Slide

Die Frau kann arbeiten
de vrouw kan werken
Die Frau darf arbeiten
de vrouw mag werken
Die Frau muss arbeiten
de vrouw moet werken
Die Frau soll arbeiten
de vrouw moet werken (van een ander)
Die Frau will arbeiten
de vrouw wil werken
Die Frau mag arbeiten
de vrouw vindt het leuk om te werken

Slide 3 - Slide

Modalverben

Slide 4 - Slide

betekenissen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Welke werkwoorden zijn Modalverben?
A
machen, wohnen, lernen
B
trainieren, fotografieren telefonieren
C
müssen, können, wissen
D
gehen, stehen, geben

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de twee kenmerken van Modalverben?
A
de klinker in de stam verandert bij enkelvoud ...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen du heeft een uitgang (-st)
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

Slide 8 - Quiz

De klinker verandert bij modalverben tussen:
A
ich en er/sie/es/man - vorm
B
du en ihr - vorm
C
enkelvoud en meervoud
D
ze veranderen niet

Slide 9 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 10 - Quiz

...................... du die Modalverben bilden?
A
Kannst
B
Könnst
C
Könn
D
Kann

Slide 11 - Quiz

Modalverben
Übersetzung
Wir möchten den Salat.
Was sollen wir machen?
Wir wollen zahlen.
Wissen Sie es?
weten
zou graag willen
willen
moeten

Slide 12 - Drag question

Modalverben
Übersetzung
Dürfen wir hier parken?
Können Sie mir helfen?
Mögen Sie diese Musik?
Wir müssen gehen.
mogen
kunnen
houden van
moeten

Slide 13 - Drag question

(Modalverben): hij moet - weet - mag
A
er musst - weist - darf
B
er muss - weiß - darft
C
er muss - weiß - darf
D
er musse - weiß - darf

Slide 14 - Quiz

(Modalverben): hij kan - vindt leuk - wil graag
A
er kannt - magt_- möchtet
B
er konn - mog - mochte
C
er könnte - mögte - mochte
D
er kann - mag - möchte

Slide 15 - Quiz

(Modalverben): jij wil - kan - moet (van een ander)
A
du-wollst- könnst- musst
B
du willst - kannst - sollst
C
du-wollst- könnst- müsst
D
du-willst- könnst- sollst

Slide 16 - Quiz

Heb je het gevoel dat je de Modalverben begrijpt?
A
Begrijp en ken het wel, komt goed! (100%)
B
Ken de rijtjes nog niet, maar snap wat de bedoeling is! (75%)
C
Ik snap het nu nog niet zo, maar komt wel (50%)
D
Ik vind het nog erg moeilijk (25%)

Slide 17 - Quiz