H4.2 B1GY Spanningsbronnen

Pak alvast:
  • Je schrift (aantekeningen) + pen 
  • Je boek
  • Laptop (inloggen bij LessonUp)
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pak alvast:
  • Je schrift (aantekeningen) + pen 
  • Je boek
  • Laptop (inloggen bij LessonUp)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  1. Uitleg: H4.2 Spanningsbronnen
  2. Maken: Phet opdrachten
  3. Proef 3: Lampjes schakelen
  4. Proef 6: Spanning in een serieschakeling
  5. Maken: Opdracht 1 t/m 14
  6. Lees: H4.3 Schakelingen

Slide 2 - Slide

Op welke plek moet je een schakelaar plaatsen om lampje 1, 2 en 3 uit te zetten?
A
A
B
B
C
E
D
I

Slide 3 - Quiz

Op welke plek moet je een schakelaar plaatsen om lampje 2 en 3 uit te zetten?
A
B
B
C
C
D
D
L

Slide 4 - Quiz

Op welke plek moet je een schakelaar plaatsen om lampje 1 uit te zetten?
A
A
B
B
C
L
D
K

Slide 5 - Quiz

Vorige les

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

Spanning?

Slide 9 - Mind map

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning kan begrepen worden door het te zien als de 'kracht' waarmee de stroom door de draad 'geduwd' wordt.

  • Om spanning te krijgen, heb je een spanningsbron nodig.

  • De eenheid van spanning in Volt (V). 



Slide 10 - Slide

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning kan begrepen worden door het te zien als de 'kracht' waarmee de stroom door de draad 'geduwd' wordt.

  • Om spanning te krijgen, heb je een spanningsbron nodig.

  • De eenheid van spanning in Volt (V). 



Slide 11 - Slide

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning kan begrepen worden door het te zien als de 'kracht' waarmee de stroom door de draad 'geduwd' wordt
  • Spanning is de druk die de voedingsbron van een stroomkring uitoefent om elektronen (stroom) door een geleidende lus te duwen, waardoor deze bijvoorbeeld een lamp kunnen laten branden.

  • Om spanning te krijgen, heb je een spanningsbron nodig.

  • De eenheid van spanning in Volt (V). 




Slide 12 - Slide

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Je kunt een elektrische spanning vergelijken met de spanning van een opgeblazen ballon.
  • Als je het ventiel (het tuitje) van een ballon opent, begint er lucht uit te stromen. Hierdoor daalt de spanning.
  • De stroomsterkte (de hoeveelheid lucht die per seconde uit de ballon stroomt) wordt ook kleiner. 


Slide 13 - Slide

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Stroomsterkte
  • Stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er in één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen.

  • De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).


Slide 14 - Slide

Je kunt uitleggen wat spanning is en hoe je de spanning meet.
Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Spanning 
  • Spanning kan begrepen worden door het te zien als de 'kracht' waarmee de stroom door de draad 'geduwd' wordt
  • De eenheid van spanning in Volt (V). 




Stroomsterkte
  • Stroomsterkte geeft aan hoeveel deeltjes er in één seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen.
  • De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).


Slide 15 - Slide

Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Batterijen en condensatoren
  • De spanning op een batterij geeft aan hoeveel energie er aan de stromende lading wordt meegegeven

  • Een batterij van 3,0 V geeft aan dezelfde hoeveelheid lading twee keer zoveel energie mee als een batterij van 1,5 V. 



Slide 16 - Slide

Je kunt het verschil tussen stroomsterkte en spanning uitleggen.
Batterijen en condensatoren
  • Er bestaat een elektrisch onderdeel dat zich net zo gedraagt als een ballon: een condensator
  • Je kunt een condensator opladen door er lading in op te slaan. 
  • De spanning loopt dan op tot er geen lading meer bij kan. Als je de lading daarna weg laat lopen, daalt de spanning weer.



Slide 17 - Slide

Je kunt de spanning berekenen als je batterijen in serie schakelt.
Batterijen schakelen 
  • Vaak heb je meer dan één batterij nodig om aan de juiste spanning te komen. 
  • Je moet die batterijen in serie schakelen
  • Dat wil zeggen dat je de pluspool van de ene batterij verbindt met de minpool van de andere batterij.

  • Als je batterijen in serie schakelt, mag je hun spanningen bij elkaar optellen.

  • Als je een van de (vier) batterijen per ongeluk verkeerd om legt, werkt hij tegen de andere batterijen in. 
  • De totale spanning wordt dan 1,5 + 1,5 + 1,5 – 1,5 = 3,0 V.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
12 V
B
24 V
C
0 V
D
6 V

Slide 20 - Quiz

Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
21 V
B
24 V
C
0 V
D
6 V

Slide 21 - Quiz

Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
17 V
B
22 V
C
37 V
D
13 V

Slide 22 - Quiz

Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
0 V
B
9 V
C
18 V
D
4,5 V

Slide 23 - Quiz

Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
0 V
B
6 V
C
30 V
D
18 V

Slide 24 - Quiz

Je weet voor welke spanning de meeste apparaten zijn ontworpen en wat je nodig hebt om apparaten die op een lagere spanning werken op een stopcontact te kunnen aansluiten.
Veilige en onveilige spanningen
  • De netspanning is in Nederland 230 V. Dit is de spanning die op de stopcontacten staat

  • De spanning die een batterij levert, is veel lager dan 230 V. 
  • Als veilige grens wordt vaak 24 V genomen

  • Veel apparaten werken op een lagere spanning dan 230 V. 
  • Om ze toch op het stopcontact te kunnen aansluiten, heb je een transformator nodig. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Je kunt uitleggen waarom batterijen en accu's chemische spanningsbronnen zijn. (PLUS)
Chemische spanningsbronnen 
  • Hoe wordt die spanning eigenlijk gemaakt?

  • Batterijen en accu’s noem je chemische spanningsbronnen, omdat de spanning wordt opgewekt met behulp van chemische reacties.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Aan de slag!
  1. Uitleg: H4.2 Spanningsbronnen
  2. Maken: Phet opdrachten
  3. Proef 3: Lampjes schakelen
  4. Proef 6: Spanning in een serieschakeling
  5. Maken: Opdracht 1 t/m 14
  6. Lees: H4.3 Schakelingen

Slide 29 - Slide

.

Slide 30 - Slide

Serie- en parallelschakelingen
Serieschakelingen
  • Een serieschakeling heeft geen vertakkingen: er is maar één stroomkring.
  • Als er één lampje stukgaat, is de stroomkring verbroken: alle lampjes gaan dan uit.
  • Het is daarom niet praktisch om lampen in serie te schakelen.
  • Een schakelaar schakel je wel in serie
  • De stroomsterkte is overal even groot.

Slide 31 - Slide

Serie- en parallelschakelingen
Parallelschakeling
  1. Je kunt elk apparaat met een eigen schakelaar aan- en uitdoen.
  2. Als één apparaat kapot gaat, kunnen de andere blijven werken.
  3. Elk apparaat krijgt de volledige spanning van de spanningsbron.
  4. De stroomsterkte wordt gesplitst:
Elektrische apparaten worden bijna altijd parallel geschakeld. Dat heeft voordelen:
  • Bij 2, 3 en 4 is de stroomsterkte een derde van het totaal
  • Bij 1 en 5 meet je de totale stroomsterkte

Slide 32 - Slide

Serie- en parallelschakelingen
Serie- en Parallelschakelingen

Slide 33 - Slide

.

Slide 34 - Slide

.

Slide 35 - Slide

.

Slide 36 - Slide

.

Slide 37 - Slide

.

Slide 38 - Slide

.

Slide 39 - Slide

Serie- en parallelschakelingen
Phet schakelingen
Bouw een serieschakeling met:
3 lampjes
1 batterij
8 snoeren

Bouw een parallelschakeling met:
3 lampjes
1 batterij
14 snoeren

2
1

Slide 40 - Slide

Aan de slag!
  1. Uitleg: H4.2 Spanningsbronnen
  2. Maken: Phet opdrachten
  3. Proef 3: Lampjes schakelen
  4. Proef 6: Spanning in een serieschakeling
  5. Maken: Opdracht 1 t/m 14
  6. Lees: H4.3 Schakelingen

Slide 41 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 42 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 43 - Open question