Voorzetsels 3e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Wat heb je nodig deze les:

- Laptop of PC waarop je deze les volgt. Je kunt deze les niet volgen op alleen je mobiel!

- Je mobiel: De app Lesson Up (download hem eerst als je deze nog niet hebt, deze gebruiken we dit lesuur en heb je verplicht nodig.)

- Ik heb jullie microfoon gedempt. Als je een vraag hebt, stel deze dan in de chat van deze les.

Vul de pincode voor Lesson Up in op je telefoon: Code staat links onderin beeld.

Zorg ervoor dat alles klaar is als de les begint! 

Vandaag:

Rückblick:

- Voorzetsels 4e naamval

Ziele:

Ik weet wat er gebeurd als er een voorzetsel in de zin staat. 

Ik zie het verschil tussen de 3e en 4e naamval. 

Aufgaben:

Digitale methode

Kontrolle:

Samen de les afsluiten.

voorzetsels 4e naamval

Duitse voorzetsels (blz. 67)

NL	DU
door	durch
voor	für
tegen	gegen
zonder	ohne
om	um

Durch (door)

für (voor)

gegen (tegen)

ohne  (zonder)

um  (om)

Voorzetsels: 4e naamval

NL	DU
mij	mich
jou	dich
hem	ihn
haar	sie
het	es
ons	uns
jullie	euch
hen	sie
u	Sie

(door hem) bin ich zu Spät gekommen!

1. gegen ihn
2. durch ihn
3. für mich
4. durch mich

Voorzetsels 3e naamval (gramm. H)

aus (uit)

bei (bij)

mit  (met)

nach (naar)

seit (sinds)

von (van)

zu (naar toe--> je gaat naar iets of iemand toe)

aus (uit)

bei (bij)

mit (met)

nach (naar)

seit (sinds)

von (van)

zu (naar toe)

Voorzetsels: 3e naamval

NL	DU
mij	mir
jou	dir
hem	ihm
haar	ihr
het	ihm
ons	uns
jullie	euch
hen	ihnen
u	Ihnen

NL	DU 4e	DU 3e
mij	mich	mir
jou	dich	dir
hem	ihn	ihm
haar	sie	ihr
het	es	ihm
ons	uns	uns
jullie	euch	euch
hen	sie	ihnen
u	Sie	Ihnen

NL	DU 4e	DU 3e
mij	mich	mir
jou	dich	dir
hem	ihn	ihm
haar	sie	ihr
het	es	ihm
ons	uns	uns
jullie	euch	euch
hen	sie	ihnen
u	Sie	Ihnen

4e nv		3e nv
durch		aus
für		bei
gegen		mit
ohne		nach
um		seit
		von
		zu

oefenen

1. wir gehen (zonder hem) ......... 

2. Ich wohne (bij hem) ..........

3. Ich habe das (van haar) ..... bekommen

Ich komme morgen (naar jullie toe)

1. mit euch
2. gegen euch
3. zu euch
4. seit euch

Das ist (van jou)

1. bei ihm
2. von ihm
3. seit dir
4. von dir

Sie kommt (na mij)

1. nach mir
2. nach mich
3. zu mir
4. zu mich

NL	DU 4e	DU 3e
mij	mich	mir
jou	dich	dir
hem	ihn	ihm
haar	sie	ihr
het	es	ihm
ons	uns	uns
jullie	euch	euch
hen	sie	ihnen
u	Sie	Ihnen

4e nv		3e nv
durch		aus
für		bei
gegen		mit
ohne		nach
um		seit
		von
		zu

Ik kan de voorzetsels 3e naamval herkennen in een zin

1. ja
2. beetje
3. nee

Huiswerk maken:

Paragraaf 3.5

maken: 53+54+55+56