9.5 de rechtszaak

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

9.5 

De rechtszaak

Deze les

Rechtszaak begrippen

Opdracht volgende les

Afsluiten

Doelen

Wat zijn de drie vragen die gesteld worden om te zien of iemand strafbaar?

Wat zijn de stappen in een rechtszaak?

Wie zijn de belangrijkste personen in een rechtszaak?

Dagvaarding

Een oproep om voor de rechter te verschijnen.

Belangrijkste personen 

 rechtszaak

De verdachte en advocaat.

Officier van justitie.

Rechter-> Onafhankelijke en onpartijdig 

De rechtszaak

1. Rechter controleert de persoonsgegevens.
2. Officier van justitie leest de aanklacht voor. (Welk misdrijf)
3. Rechter, OVJ en advocaat stellen vragen aan verdachte.
4. Getuige vertelt wat hij/zij gezien heeft.
5. OVJ legt de straf voor.
6. Advocaat verdedigt verdachte.
7. Laatste woord van de verdachte.
8. Rechter spreekt vonnis uit. 

Drie vragen om te zien of iemand schuldig is.

• Gaat het om een strafbaar feit?
  
• Heeft de verdachte het gedaan?
  
• Is de verdachte strafbaar?

Ontoerekeningsvatbaar-> Je hebt bijvoorbeeld een psychische stoornis waardoor je iemand hebt aangevallen.

TBS-kliniek 

9.6 Soorten straffen

• Hoofdstraffen: geldboete, taakstraf, gevangenisstraf
• Bijkomende straffen: Deze straf heeft met het delict te maken. 
• Maatregelen: TBS

Opdracht volgende les

Wat: Rechtszaak voorbereiden

Hoe: Klassikaal gaan we een rechtszaak voorbereiden. De rechtszaak spelen we de volgende les na.

Hulp: Docent, klasgenoten

Tijd: 30 minuten

Uitkomst: Je hebt een zaak voorbereid die de volgende les uitgevoerd zal gaan worden.

Klaar? 

Welke rollen zijn er in een rechtszaak?

Welke volgorde heeft een rechtszaak?

Welke (actieve) rollen zijn er tijdens een strafzitting?

– Wie gaan die rollen (afhankelijk van het aantal leerlingen in duo’s of drietallen) spelen?

– Welke volgorde heeft een strafzitting?

– Wie gaat die volgorde in de gaten houden tijdens het naspelen?

– Hoe is een rechtszaal ingericht? Wie zit waar?

– Wie gaat dat organiseren in het klaslokaal?

De zaak

Het delict. Waar wordt de verdachte van verdacht? Let erop dat er één verdachte en één slachtoffer is.

– Wie is de verdachte? Naam, leeftijd, woonplaats.

– Wie is het slachtoffer? Naam, leeftijd, woonplaats.

– De tijd en plaats van het delict.

– Welke schade of letsel is het slachtoffer aangedaan?

– Welk bewijs heeft het Openbaar Ministerie?

– De strafeis van de Officier van Justitie.

Voor de volgende les

Bereid je rol voor. 

Lees 9.6 blz. 150-151