Week 1

Ik kan de juiste werkwoordspelling toepassen en ik weet wat de persoonsvorm in een zin is.
Taalverzorging blz. 76
-Opdracht 4 en 5 nakijken

Oefentoets maken
- Oefentoets nakijken
















timer
20:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Ik kan de juiste werkwoordspelling toepassen en ik weet wat de persoonsvorm in een zin is.
Taalverzorging blz. 76
-Opdracht 4 en 5 nakijken

Oefentoets maken
- Oefentoets nakijken
















timer
20:00

Slide 1 - Slide

enkelvoud
de voetbalclub
een setje handschoenen
het bestuur
het vee
mijn schrift met aantekeningen

meervoud
brandweerlui
de stapels zand
financiën
jouw hersens
mazelen

Slide 2 - Slide

Opdracht 2
1 De oplossing voor deze moeilijke wiskundevragen is door een leerling gevonden.
2 Gisteren vloog in onze tuin een zwerm wespen.
3 De spaken in mijn fietswiel zijn allemaal door de fietsenmaker vervangen.
4 Na de explosie werd de flat met bewoners geëvacueerd.
5 De meeste deelnemers aan de halve marathon van Amsterdam deden er twee uur over.
6 Bij ons in de straat werd een rijtje huizen ontruimd na de bommelding.

Slide 3 - Slide

maak een zin met de volgende onderwerpen
1. De zakdoekjes 
2. Het pakje zakdoekjes
3. De lijst namen
4. de politie
5. de politieagenten
6. Het aantal snoepjes
7. De media


Slide 4 - Slide

Oefenzinnen: Maak in je schrift
Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
1 het fietsenrek enkelvoud / meervoud
2 de gemeente enkelvoud / meervoud
3 het peloton met wielrenners enkelvoud / meervoud
4 de schoolboeken in mijn tas enkelvoud / meervoud

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm.
5 De frietjes […] (vallen) allemaal op de grond.
6 De patat […] (vallen) op de grond.
7 De klas […] (lopen) leeg na het brandalarm.
8 Alle leerlingen van de klas […] (verlaten) de school na het brandalarm.


Slide 5 - Slide

Samengestelde zinnen
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?

A. De supporters schreeuwden het uit toen Messi en doelpunt maakte.

B. Niemand speelt een spelletje met haar omdat zij altijd wil winnen.

C. De winnaar heeft een cadeau verdient want hij was de beste van het team

Slide 6 - Slide

Opdracht 2
1 vt – toen – schrok - schreeuwde
2 tt – straks - gooi - uitpakt
3 vt – vorig jaar - hielden - waren
4 tt – morgen - gaat - kan
5 tt – nu – vandaag - meldt - hebben
6 vt – zojuist - juichten - kopte

Klaar met nakijken?
- Opdracht 4 en 5 maken
Opdracht 3
1 startte
2 groeide - meldden
3 was
4 krabbelde - porde
5 kwam - daalde
6 stopte - veranderde
7 wordt
8 voerde - maakte


Slide 7 - Slide

Verleden tijd
t sexy fokschaap --> TE / TEN
 
Voltooid deelwoord? Kijk naar de verleden tijd van het woord!!

timer
10:00

Slide 8 - Slide

tegenwoordige tijd
Om wie gaat het in de zin?
                                      ik?       -->  ik-vorm   ( ik wandel   -   ik word )

hij/iemand anders?          --> ik-vorm + t ( hij wandel-  hij wordt )

      !! je/jij achter pv !!         --> ik-vorm  ( word jij )
Maar let op: word jij 9 jaar?       wordt je broer
timer
8:00

Slide 9 - Slide

Citaten
De zinnen staan niet in een citaatvorm geschreven. Herschrijf de zin en maak er een citaat van. Let op de leestekens

1. Peter vroeg wie hem geholpen had

2. Chella legde uit dat ze te laat was omdat de trein vertraging had.

3. Jan vertelde dat hij naar bed gaat

Slide 10 - Slide

Citaten 
1. pieter vroeg kom jij elke les te laat

2. he let jij eens op zei de docent

3. hij fluisterde ik heb deze les afgekeken

Slide 11 - Slide

Komma
- Bij een voegwoord (maar, want, omdat)
- Bij een opsomming ( Ik houd van pizza, pannenkoeken en patat)
- Tussen 2 persoonsvormen ( Als je te laat bent, moet jij je melden)
- Bij een roeping ( Pieter, wil je dat niet doen?)


Slide 12 - Slide

Leestekens bij een citaat
1. Citaat voor of achter aan de zin???
VOOR
'Ik kom een uurtje later', zei Paul
'Heeft iemand jou geholpen?' riep Jan
NA
Paul zei: 'Ik kom een uurtje later.'
Jan riep: 'Heeft iemand jou geholpen?'

Slide 13 - Slide

opdracht leestekens
1. marco wil je mij even helpen met mijn blikje coca cola
2. wie wil boodschappen voor mij doen vroeg tanja
3. tim zei ik ga niet mee naar de film omdat ik ziek ben
4. joep vroeg wie gaat er met mij mee naar buiten
5. nadat ben een geurtje opgedaan had riep emma hmm wat ruik je lekker

Slide 14 - Slide

een zware orkaan is gisteren aan lans gekomen in de amerikaanse staat florida een orkaan is een tropische storm die harder waait dan windkracht 12 orkanen krijgen altijd een naam deze orkaan heet idalia

Slide 15 - Slide

Periode 1
- kijk en luisteren 5%
- spelling 6%

Periode 2
- Lezen 1 t/m 4 10%
- woordenschat 8%
Periode 3
-  spreekvaardigheid (pitch) 5%
- schrijfvaardigheid (betoog) 8%

Periode 4
- Fictie (3 losse verhalen 5%
- brief schrijven 5%

Slide 16 - Slide