Paragraaf 1 de stroomkring

H2 elektriciteit
paragraaf 1 elektrische stroom

Deel 1

Geleiders / isolatoren
Open / gesloten stroomkring
Serie / parallel
1 / 78
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 78 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2 elektriciteit
paragraaf 1 elektrische stroom

Deel 1

Geleiders / isolatoren
Open / gesloten stroomkring
Serie / parallel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Geleiders laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is een geleider?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 4 - Quiz

Isolatoren laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 5 - Quiz

Welke van de onderstaande materialen is een isolator?
A
Koolstof
B
Kraanwater
C
Kunststof
D
Koper

Slide 6 - Quiz

Welke begrippen horen bij elkaar?
A: geleider - kleine weerstand - kleine stroom
B: isolator - kleine weerstand - grote stroom
C: geleider - grote weerstand - grote stroom
D: isolator - grote weerstand - kleine stroom
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

open / gesloten stroomkring
een gesloten stroomkring is een stroomkring die alleen bestaat uit geleidende materialen, de stroom kan hier rond stromen waardoor apparaten functioneren.

een open stroomkring is een stroomkring die op 1 of meerdere plaatsen onderbroken wordt door een materiaal dat de stroom isoleert, daardoor zullen apparaten niet functioneren

Slide 8 - Slide

voorbeeld van een open stroomkring

Slide 9 - Slide

Een gesloten stroomkring bevat.....
A
Alleen maar geleiders
B
Alleen maar isolatoren

Slide 10 - Quiz

In een open stroomkring
A
Kunnen de elektronen WEL rond stromen
B
Kunnen de elektronen NIET rond stromen

Slide 11 - Quiz

Bij een open stroomkring werken apparaten
A
Wel
B
Niet

Slide 12 - Quiz

Kunststof is een …………… als er kunststof is opgenomen in een stroomkring, dan heb je te maken met een …… stroomkring
A
Isolator ; gesloten stroomkring
B
Isolator ; open stroomkring
C
Geleider ; gesloten stroomkring
D
Geleider ; open stroomkring

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Je ziet hiernaast het symbool voor een ....
A
Weerstand
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Stopcontact

Slide 15 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
zekering
B
weerstand
C
spanningsmeter
D
stroommeter

Slide 16 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
batterij
B
stopcontact
C
spanningsmeter
D
motor

Slide 17 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...
A
zekering
B
weerstand
C
spanningsmeter
D
stroommeter

Slide 18 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast goed. Wat stelt dit symbool voor? Dit symbool stelt een......... voor

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

De grootheid van spanning kort je af met ?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 21 - Quiz

De grootheid van weerstand kort je af met ?
A
U
B
I
C
R
D
P

Slide 22 - Quiz

De eenheid van vermogen kort je af met?
A
A
B
V
C
W
D
h

Slide 23 - Quiz

De eenheid van stroom kort je af met?
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 24 - Quiz

De eenheid van energie is
A
kilowatt
B
kilowattuur
C
kilowatt/uur
D
geen van de bovenstaande

Slide 25 - Quiz

De grootheid van weerstand kort je af met ?
A
U
B
W
C
R
D
P

Slide 26 - Quiz

De eenheid van spanning is
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 27 - Quiz

De eenheid van spanning kort je af met ?
A
U
B
I
C
V
D
A

Slide 28 - Quiz

Watt is de eenheid van vermogen?
geef hier je eerste reactie ;)

Slide 29 - Mind map

typeplaatje aflezen
wat is de spanning waarop je dit apparaat moet aansluiten?
wat is de stroomsterkte die door dit apparaat heen stroomt?
Spanning:

U = 230V


Stroomsterkte:

I = 7,1A

Slide 30 - Slide

Op welke spanning moet je dit apparaat aansluiten?

Slide 31 - Open question

Wat is het vermogen van dit apparaat?

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

De verdeling van stroomsterkte

Slide 35 - Slide

De verdeling van spanning

Slide 36 - Slide

kies uit: serie/parallel

De kerstboomverlichting van maaike is kapot. Alle lampjes van het snoer gingen tegelijk uit. hoe zijn de lampjes geschakeld?
A
serie
B
parallel

Slide 37 - Quiz

kies uit: serie/parallel

In welk type schakeling is de stroomsterkte constant?
A
serie
B
parallel

Slide 38 - Quiz

kies uit: serie/parallel

In welk type schakeling branden de lampjes het felst?
A
serie
B
parallel

Slide 39 - Quiz

kies uit: serie/parallel

Hoe staan de TV en computer geschakeld?
A
serie
B
parallel

Slide 40 - Quiz

Wat voor soort schakeling zie je in de afbeelding?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 41 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast goed en beantwoord de vraag. In welke schakeling / schakelingen zie je een parallelschakeling?
A
A en B
B
C en D
C
B en D
D
B, C en D

Slide 42 - Quiz

Paragraaf 1 deel 2

Slide 43 - Slide

Herhaling symbolen

Slide 44 - Slide

Je ziet hiernaast het symbool voor een ....
A
Weerstand
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Stopcontact

Slide 45 - Quiz

Bekijk de afbeelding hiernaast goed. Wat stelt dit symbool voor? Dit symbool stelt een......... voor

Slide 46 - Open question

Teken het symbool voor een schakelaar en upload hier de foto van die tekening.

Slide 47 - Open question

Teken het symbool voor een ampèremeter en upload hier de foto van die tekening.

Slide 48 - Open question

Slide 49 - Slide

Het tekenen van schakelschema’s

Slide 50 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 51 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 52 - Slide

Stroomkring
Schakelschema

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

L1
L2
L3
L1
L2
L3
Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 1 los draait?

Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 2 los draait?

Wat gebeurd er met de andere lampjes wanneer je lampje 3 los draait?
L1
L2
L3

Slide 55 - Slide

Bekijk de afbeelding goed en beantwoord de vraag.

Welk lampje is er kapot gegaan als alle andere lampjes blijven branden?

Je moet dus van de plus van de batterij naar de min van de batterij “lopen” met je vinger. Ga ieder lampje na stel dat deze kapot is kan ik dan nog naar alle andere lampjes toe.
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 4

Slide 56 - Quiz

Schakelschema
Talina heeft 4 lampjes geschakeld. Wanneer Talina lampje 1 los draait, dan gaan alle andere lampjes ook uit. Wanneer Talina Lampje 2 los draait, dan gaat lampje 3 ook uit, maar lampje 1 en 4 blijven aan. Wanneer Talina Lampje 4 los draait dan blijven alle andere lampjes gewoon branden.

Slide 57 - Slide

Stroom meten 

Slide 58 - Slide

De eenheid van stroomsterkte
Stroomsterkte meet je in Ampere (A), echter zijn stroomsterktes vaak veel kleiner dan 1A, omdat stroomsterktes vanaf 1A al dodelijk kunnen zijn. 

Net als een meter soms te groot is om een kleine afstand uit te drukken en dan gekozen wordt voor de centimeter of millimeter. Zo kun je bij kleine stroomsterktes ook kiezen voor de miliampere (mA) wanneer de Ampere (A) een te grote eenheid is.

1000 mA = 1 A


Slide 59 - Slide

Slide 60 - Slide

Omrekenen
0,05 A = ……………………mA

0,25 A = ……………………mA

14 mA = ………………….A

750 mA = ……………………A

Slide 61 - Slide

Reken om:
0,087 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 62 - Open question

Reken om:
0,115 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 63 - Open question

Reken om:
5,6 A = …….mA
Noteer alleen het getal

Slide 64 - Open question

Reken om:

75 mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 65 - Open question

Reken om:

345mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 66 - Open question

Reken om:

2894 mA = …….A
Noteer alleen het getal

Slide 67 - Open question

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Slide

kies uit: serie/parallel

Hoe moet je een ampèremeter aansluiten?
A
serie
B
parallel

Slide 70 - Quiz

Slide 71 - Slide

Welke stroomsterkte geeft de meter aan?

Slide 72 - Open question

Welke stroomsterkte geeft de meter aan?

Slide 73 - Open question

Slide 74 - Slide

Welke spanning geeft de meter aan?

Slide 75 - Open question

Welke spanning geeft de meter aan?

Slide 76 - Open question

In welke schakeling zijn de voltmeter en ampèremeter goed aangesloten?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D

Slide 77 - Quiz

Bekijk de afbeelding goed en beantwoord de vraag.

Welk genummerd onderdeel geeft de amperemeter aan? (Bedenk welke vorm het symbool van een Ampèremeter heeft en eventueel of deze serie of parallel aangesloten dient te worden.)
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 78 - Quiz