Transport en communicatie

Agenda
  • Huiswerk
  • Herhaling paragraaf 1.2 A
  • Uitleg paragraaf 1.2 B
  • Opdracht
  • Einde
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Agenda
  • Huiswerk
  • Herhaling paragraaf 1.2 A
  • Uitleg paragraaf 1.2 B
  • Opdracht
  • Einde

Slide 1 - Slide

1.2 A Transport en Communicatie
  • Welke verandering vond er plaats in de transport en in de communicatie?

Slide 2 - Slide

Transport
  • Reis van 50 km duurde 5 uur! --> Transportmiddel: de Koets.
  • Vanaf 1860 verandering: opkomst stoomtrein.
  • Vanaf 1945: Opkomst auto en motor
  • na 1960: vliegtuig is heel normaal.

Slide 3 - Slide

Communicatie
  • 1843: Koning Willem I overlijdt. --> klokken luidden 3 keer per dag voor 1 week. --> bijna niemand kon Krant betalen.
  • 1869: Krant wordt goedkoper (afschaffing belasting) --> kranten verden via het spoor verspreidt.
  • Na 1900 nieuw (massa)media: Film, Radio en TV.
  • Na 1960: TV brak door --> goedkoper.

Slide 4 - Slide

1.2 A
  • Transport?
  • Communicatie?

Slide 6 - Slide

1.2 B Leven in de stad
Wat is de oorzaak van de verstedelijking?

Slide 7 - Slide

Oorzaken Verstedelijking
  1. Bevolkingsgroei
  2. Landbouwcrisis (Veel boeren waren werkloos)
  3. Fabrieken

Slide 8 - Slide

Leef- en werkomstandigheden

Slide 9 - Slide

Fabrikanten
  • Investering terug verdienen met winst
  • Lage kosten zoveel mogelijk produceren.
  • Lonen laag houden
Arbeiders
  • Beter loon.
  • Betere werkomstandigheden (minder werken).
  • Betere leefomstandigheden

Slide 10 - Slide

Werksomstandigheden 
  • Werkdagen van 15 uur!
  • Zeer laag loon.
  • Kinderen moesten ook werken.
  • Dus goed of slechte weromstandigheden?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Leefomstandigheden
  • Arbeiders gaan dichtbij fabrieken wonen --> reiskosten goedkoper.
  • Veel gezinnen in één ruimte.
  • Het was vies.
  • Geen riolering, geen waterleiding, geen straatverlichting...
  • Dus goed of slecht?




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Opdracht
Beschrijf een werkdag van een arbeider. Ga hierbij in op:
- opstaan (met 5 kinderen)
- naar het werk gaan
- het werk zelf
- na het werk
- vrije tijd?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide