Opfriscursus tekstverbanden en signaalwoorden

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhalen functies van alinea's

Slide 2 - Slide

Wat is de functie van alinea X ten opzichte van alinea Y?

Wat is een functie?
Waarom is het belangrijk om een functie te kunnen benoemen?
Waar let je op om de functie te kunnen herkennen?

Slide 3 - Slide

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
weerlegging
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
argument van ander wordt ontkracht
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 4 - Drag question

Uit het onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat scholen in het basis- en voortgezet onderwijs weinig aandacht besteden aan het Fries.
A
Aanleiding
B
Argument
C
Probleemstelling
D
Voorbeeld

Slide 5 - Quiz

De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging

Slide 6 - Quiz

Functies
Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
Ieder tekstgedeelte heeft een eigen functie in de tekst.
Signaalwoorden helpen je om de functie te bepalen.
Vaak hebben teksten een vaste structuur.

Slide 7 - Slide

Herhalen signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 8 - Slide

Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed 
opsommend
tegenstellend
tijdsvolgorde (temporeel)
oorzaak-gevolg
toelichtend / voorbeeld
redengevend
voorwaardelijk
een andere
hoewel
voordat
hierdoor
bijvoorbeeld
tenzij
namelijk
want
als
toch
daarnaast
zoals bij
zodat
totdat
echter
indien

Slide 9 - Drag question

timer
1:00
Schrijf het ontbrekende signaalwoord op

Slide 10 - Slide

timer
3:00
Schrijf het ontbrekende signaalwoord op

Slide 11 - Slide

Nog meer oefenen? Open de link op de volgende dia!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link