Les 39 Mittwoch blokuur

Du hast 3 min für:



  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • iPad/boeken op tafel
  • ingelogd in LessonUp
timer
3:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Du hast 3 min für:



  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • iPad/boeken op tafel
  • ingelogd in LessonUp
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wiederholung
Bist du bereit?

Slide 3 - Slide

der Salat
das Obst
der Teller
der Kaffee
der Löffel
der Reis
der Zucker
das Salz
das Gemüse
Speisekarte
das Messer
die Gabel
das Fleisch
der Tee
Orangensaft
trinken
essen
die Nudeln
die Tasse

Slide 4 - Drag question

Übersetze: die Zwiebel

Slide 5 - Open question

Übersetze: Pardon!
A
Bitte!
B
Danke!
C
Guten Appetit!
D
Entschuldigung!

Slide 6 - Quiz

Schreibe die Gegensätze von: danke

Slide 7 - Open question

Übersetze: der Ort
A
de plaats
B
de snelheid
C
de opleiding
D
het goede doel

Slide 8 - Quiz

Übersetze: der Schinken
A
de kaas
B
de tonijn
C
de ui
D
de ham

Slide 9 - Quiz

Frau (v)
Mann (m)
Kind (o)
Kinder (mv)
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
der
die
die
das
ein
ein
eine
keine

Slide 10 - Drag question

Habt ihr _________ Mann (m) gesehen?
Die Polizei sucht _________ Frau (v).
Im wasser schwimmt _________ Kind (o).
_________ Eltern (mv) sind sehr streng.
_________ Hund (m) isst das Futter
ein
ein
eine
eine
ein

Slide 11 - Drag question

Possessivpronomen (bez. vnw)

Slide 12 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 13 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein-
mijn
dein-
jouw
sein-
zijn
ihr-
haar
unser-
ons/onze
euer-
jullie
ihr-
hun
Ihr-
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 14 - Slide

Possessivpronomen
Bezittelijke voornaamwoorden
krijgen dezelfde uitgang als de
woorden ein(e) en kein(e).

Slide 15 - Slide

Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
mein
B
meine

Slide 16 - Quiz

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
ihr
B
ihre

Slide 17 - Quiz

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
unser
B
unsere

Slide 18 - Quiz

An die Arbeit!
Was?
Kapitel 5: Seite 152
E Grammatik: Aufgabe 21-25 
Wie?
individuell, digital
Wie lange?
20 Minuten 
Hilfe?
Benutze die Lernliste auf Seite 168/169
Fertig?
Mache die *Aufgaben:
Aufgabe 27+28 OF lernen für Prüfung!
timer
25:00

Slide 19 - Slide

Terugblik op de les
Tevreden
Ontevreden
Verrast
Geleerd
Ontdekt

Slide 20 - Slide

Hausaufgaben
Oefentoets:
Zorg ervoor dat je alvast goed voorbereid bent!

PO:
Neem kleurpotloden mee!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide