Het verschuiven van consumptie door de tijd heet intertemporele substitutie.
Een consument die bijvoorbeeld zijn aankoop uitstelt. Zijn consumptie van nu vervangt hij door een consumptie in de toekomst.
Sparen levert rente op en de rente is dus de prijs die hij krijgt voor het uitstellen van zijn consumptie.
Slide 11 - Slide
Vraag 7
Harrie stelt consumptie uit om te studeren. Door zijn studie zal hij later meer verdienen en kan hij ook meer consumeren.
Thea stelt consumptie uit.
Loes haalt consumptie naar voren: zij koopt krediet.
Koos leent geld om consumptie naar voren te halen
Slide 12 - Slide
Vraag 8 Welke uitspraken zijn juist?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 4
D
1 en 3
Slide 13 - Quiz
Vraag 9 Welke uitspraken zijn juist?
A
1, 2 en 3
B
2, 3 en 4
C
3 en 4
D
1 en 3
Slide 14 - Quiz
Wat is inflatie?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Video
Inflatie is waardevermindering van geld
Slide 17 - Slide
Hoe ontstaat inflatie?
Inflatie ontstaat doordat de ECB de maatschappelijke geldhoeveelheid vergroot
Maatschappelijke geld hoeveelheid is het geld in omloop.
Slide 18 - Slide
Wanneer er van iets erg veel is, wordt het meer waard.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Wanneer er ergens veel van beschikbaar is, wordt het juist minder waard.
Het is dan niet meer bijzonder
Zo ook met de maatschappelijke geldhoeveelheid
Wanneer deze groter wordt, stijgen de prijzen ook, want het geld wordt minder waard.
Slide 20 - Slide
ECB
De Europese centrale bank is de bank van de banken
Slide 21 - Slide
Lees nu mee in het boek
BLZ 14
Slide 22 - Slide
Hoe wordt de prijs voor het lenen van geld ook alweer genoemd?
Slide 23 - Open question
Prijs voor het lenen
Prijs van het lenen van geld, wordt rente genoemd.
Het veranderen van de rente door de ECB is een voorbeeld van monetair beleid.
Slide 24 - Slide
Monetair beleid (blz. 115)
Slide 25 - Slide
Monetair beleid
Het veranderen van de rente door de ECB is een voorbeeld van een monetair beleid.
Met dit beleid proberen zij de economie te beïnvloeden
Slide 26 - Slide
Indexcijfers
Inflatie gaat over procentuele veranderingen.
Een hulpmiddel om hiermee te werken zijn: indexcijfers.
Een indexcijfer is een getal waarmee je eenvoudig een procentuele verandering ten opzichte van een basisjaar kunt aflezen.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Formule is dus:
Slide 29 - Slide
Opdracht 12 Welke uitspraken zijn juist?
A
1 en 4
B
1, 2 en 4
C
2, 3 en 4
D
3 en 4
Slide 30 - Quiz
Lees mee op bladzijde 15
De inflatie wordt berekent in 5 stappen:
Goederenmandje bepalen
Wegingsfactoren bepalen
Prijzen omzetten in indexcijfers
Consumentenprijsindex (CPI) berekenen
Verandering van de CPI berekenen.
Slide 31 - Slide
Berekening CPI
Slide 32 - Slide
Deflatie
Het algemene prijspeil kan door de tijd ook dalen. We spreken dan van deflatie.
Consumenten geven minder geld uit --> Aanbod blijft wel gelijk --> De prijzen dalen (anders worden de gemaakte producten niet gekocht)
Slide 33 - Slide
Waardoor zou het komen dat consumenten minder producten willen kopen (vraag wordt minder)
Slide 34 - Open question
De vraag van consumenten kan dalen door bijvoorbeeld minder vertrouwen in de toekomst.
Bijvoorbeeld door corona
Slide 35 - Slide
De prijs van punaises stijgt met 20% en de prijs van aardgas met 10%' Van welke prijsstijging hebben consumenten dan het meest last? Leg je antwoord uit.
Slide 36 - Open question
Opdracht 14
Consumenten hebben het meest las van de prijsstijging van aardgas.
De prijs van aardgas stijgt minder dan die van de punaises, maar mensen geven meer geld uit aan aardgas dan aan punaises.
Slide 37 - Slide
Opdracht 14B Hoe verwerkt het CBS dit verschil in de berekening van van de inflatie?
Slide 38 - Open question
Opdracht 14B
Het CBS geeft aan aardgas een hogere wegingsfactor.
Want het wordt meer gebruikt.
Slide 39 - Slide
Opdracht 15A
A
10%
B
50%
Slide 40 - Quiz
Opdracht 15B en C
(1 * 6.6 + 1* 8.2 + 3* 5.5+ 5* 6.0) / 10 = 6.13
Het is vergelijkbaar, omdat de mate waarin een cijfer meetelt de wegingsfactor is. En het cijfer is vergelijkbaar met het prijsindexcijfer.
Slide 41 - Slide
Opdracht 16 Waarom is de CPI een gewogen gemiddelde.
A
Omdat consumenten aan het ene product meer geld uitgeven dan aan het andere product.
B
Omdat het ene product meer in prijs stijgt dan het andere product.