B1 T1 KT

B1 Organismen
  • Zitten volgens de plattegrond
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 14 t/m 15
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kent het verschil tussen levend, dood en levenloos
  • Je kunt voorbeelden noemen van elk van de drie groepen
  • Je kent de 7 levensverschijnselen
  • Je kunt voorbeelden geven van de 7 levensverschijnselen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

B1 Organismen
  • Zitten volgens de plattegrond
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 14 t/m 15
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kent het verschil tussen levend, dood en levenloos
  • Je kunt voorbeelden noemen van elk van de drie groepen
  • Je kent de 7 levensverschijnselen
  • Je kunt voorbeelden geven van de 7 levensverschijnselen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Wat is leven?
  • Wanneer leeft iets?
  • Tijd voor hw
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Biologie gaat over ...

Slide 3 - Open question

Wat betekent Biologie?

Slide 4 - Open question

Wat betekent het?
2 griekse woorden
Bio = leven
Logos = wetenschap
Biologie = wetenschap van het leven

Slide 5 - Slide

3 groepen
  1. Levend = iets leeft, het is een organisme
  2. Dood = iets heeft geleefd, nu niet meer
  3. Levenloos = iets heeft nooit geleefd

Slide 6 - Slide

Levend
Dood
Levenloos

Slide 7 - Drag question

Opdracht
  1. Neem de tabel over in je schrift
  2. Bedenk per kolom zo veel mogelijk woorden erbij
  3. Je mag overleggen
  4. Na 4 minuten nabespreken
timer
4:00
Levend
dood 
levenloos
plant
skelet
steen

Slide 8 - Slide

Hoe bepaal je of iets leeft?
  • Organisme = een levend wezen
  • Iets leeft als het alle levenskenmerken vertoont

Slide 9 - Slide

  • Ademhalen: een organisme haalt stoffen uit de lucht
  • Voeden: Een organisme neemt stoffen op uit voedsel
  • Uitscheiden: Een organisme verwijdert stoffen uit zijn lichaam
  • Waarnemen: een organisme heeft door wat er om hem heen gebeurt
  • Bewegen: een organisme kan zichzelf bewegen.
  • Voortplanten: een organisme kan voor nieuwe organismen zorgen
  • Groeien: een organisme neemt toe in grootte

Slide 10 - Slide

Ga aan de slag met:
  • Lezen blz. 14 t/m 15
  • Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 15

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 11 - Slide

Ga aan de slag met:
  • Lezen blz. 14 t/m 15
  • Maken Opdr. 1 t/m 10 blz. 15

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 12 - Slide

Afsluiting
Doelen:
  • Je kent het verschil tussen levend, dood en levenloos
  • Je kunt voorbeelden noemen van elk van de drie groepen
  • Je kent de 7 levensverschijnselen
  • Je kunt voorbeelden geven van de 7 levensverschijnselen

Wie heeft de hoogste score?

Slide 13 - Slide