Th1 B1 Organismen met oefenvragen

Thema 1 Planten en dieren
Oefenvragen B1: Organismen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 1 Planten en dieren
Oefenvragen B1: Organismen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een organisme is
Begrippen: Organisme, levenskenmerken
Je kunt de zeven levenskenmerken noemen
Begrippen: 
ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten, groeien
Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is
Begrippen: Levend, dood, levenloos
Nakijken: Magister 
ELO gedeelde documenten NZ kies thema

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Praktijk
Leren onderzoeken 1: blz. 57 t/m 59
- Natuurgetrouw en schematische tekening
- Buitenaanzicht en lengte- of dwarsdoorsnede
- tekenregels

Practica 1: v.a. blz. 68 en 69:
- Maak een schematische tekening van de lengtedoorsnede van de appel 
- Maak een schematische tekening van de dwarddoorsnede van de appel 

Theorie: B1: Opdrachten: 1 t/m 8 
Toepassen bij: 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Na het leren, controleren, wat weet je al? 
Wat is nog lastig? Wat ga je daaraan doen?
1. Gebruik de leertips voor NZ (in je schrift geplakt, in magister)
2. Gebruik de leerdoelen: Leg uit
3. Leerwerkboek: Afbeeldingen met namen van onderdelen leren
4. Herhaal het maken van de opdrachten (online)
5. Magister-Leermiddelen: Flitskaarten
6. Magister-Leermiddelen: Test jezelf van elke basisstof
7. Magister-Leermiddelen: Oefentoets (diagnostische toets) ... voor PW
8. LessonUP: oefenvragen maken
9. Gebruik biologiepagina.nl (Let op: Daar is meer info, die extra's niet leren)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nog meer info en/of oefenen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Biologie, 
zorg en verzorging
Bij het vak Natuur en Zorg krijg je les in biologie en verzorging. 

Biologie is de leer van het leven. 
Levende wezens worden bestudeerd. 
Een organisme noem je een levend wezen. 
Op de afbeeldingen hiernaast zie je voorbeelden van organismen. De mens hoort bij het dierenrijk. 

Aandacht hebben voor de gezondheid van jezelf en van anderen betekent 'zorg'. 
Alles doen wat nodig is om de gezondheid van jezelf en anderen in stand te houden en te verbeteren, noem je verzorging.
1. Dit is ...
een schimmel.
Een schimmel is een organisme
2. Dit zijn ...
bacteriën
Een bacterie is een organisme.
3. Deze organismen behoren tot
het rijk van de dieren.
De mens behoort tot het dierenrijk.
1. Dit zijn
planten, struiken en bomen
Dat zijn ook organismen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Levensverschijnselen
Er zijn 7 levensverschijnselen:

Waarnemen
Bewegen
Voeden 
Ademhalen
Uitscheiden
Groeien
Voortplanten

Levensverschijnselen zijn de kenmerken van het leven
(levenskenmerken). 

Leer ze uit je hoofd
Hoe leer jij iets uit je hoofd?
1
Maak een kleine, simpele, gekke tekening van jezelf. Daarin zijn de 7 levensverschijnselen te zien.... Helpt jou dat om ze te leren?
2
Maak je liever een ezelsbruggetje zodat je de 7 levensverschijnselen kunt onthouden? Helpt jou dat om ze te leren?
3
Als jij aan je lievelingsdier denkt.... of een afbeelding daarvan hebt, kun je dan de 7 levensverschijnselen beter onthouden? 
waarnemen
Zien horen ruiken proeven en voelen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Levend - dood - levenloos
Dood: Een organisme dat geen levensverschijnselen meer vertoont, noem je dood. Delen van organismen die niet meer leven, noem je ook dood.

Levenloos: Voorwerpen die nooit geleefd 
hebben, ze hebben geen levenskenmerken vertoond en gaan dat nooit doen.

Levend: Organisme die levensverschijnselen vertonen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Slide 10 - Video

Info:
1: Voeden             
2: Bewegen         
3: Voortplanten  
4: Groeien
5: Waarnemen (voelsprieten - slak)
6: Uitscheiden 
   (beetje verwarrend door de bewegende 
    honden)
7: Ademhalen
Exit ticket B1:
1. Wat is een organisme
2. Geef 1 voorbeeld

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Exit ticket B1:
Noteer de 7 levenskenmerken

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Exit ticket B1:
Wat is a) levend b) dood c) levenloos

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Kun jij de antwoorden van de exit tickets opschrijven/uitleggen? Dan kun je verder!

Maak zeker voor het so of het proefwerk van deze basisstof:

De test je zelf 
Die vind je in magister (leermiddelen)
Gebruik de flitskaarten
Nu volgen oefenvragen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

LEVEND

DOOD

LEVENLOOS

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Stel je hebt een operatie waarbij je een donorhart krijgt. Dit hart is ...
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Geen idee

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande levensverschijnselen kan een plant vertonen?
A
allemaal
B
voeden, groeien en voortplanten
C
bewegen, groeien, waarnemen
D
uitscheiden, waarnemen en groeien

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

1. Biologie is de leer van het leven
2. Zorg: Aandacht hebben voor de gezondheid en dat je er wat aan doet

A
1 waar 2 Nietwaar
B
1 Nietwaar 2 waar
C
1 waar 2 waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet een katoenen t-shirt.
Het shirt is
A
een organisme
B
geen organisme

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


Deze plant is een organisme
A
ja want het heeft levensverschijnselen vertoond
B
nee want het vertoont geen levensverschijnselen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
Bewegen
B
Groeien
C
Uitscheiden
D
Waarnemen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
A
voeden
B
voortplanten
C
uitscheiden
D
groeien

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Levensverschijnsel
Horen
Voelen
Uitscheiden
Bewegen
Ademhalen
Voeden
Voortplanten
Zien
Ruiken
Proeven
Groeien
Waarnemen

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Levend

Dood
Levenloos
acryl lapje
katoenen lapje
houten plank
worm
aluminium
mossel die je eet
rietje
fruitvlieg
takje 
aan boom
dobbelsteen
steen
Sprinkhaan

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Levend
Dood
Levenloos

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het verschijnsel dat veel dieren meerdere keren per jaar jongen kunnen krijgen?
A
groeien
B
bewegen
C
ademhalen
D
voortplanten

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Horen, zien, ruiken en voelen horen bij het levensverschijnsel......
A
ademhalen
B
waarnemen
C
de huid, de ogen, de neus, de oren
D
groeien

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Levensverschijnsel
Horen
Voelen
Uitscheiden
Bewegen
Ademhalen
Voeden
Voortplanten
Zien
Ruiken
Proeven
Groeien
Waarnemen

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions


Het drinken van water valt onder het levensverschijnsel .........

A
uitscheiden
B
plassen
C
bewegen
D
voeden

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voortplanten - Bewegen - Ademhalen - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen
A
plassen
B
voeden
C
eten
D
lopen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Een plant, zoals de zonnebloem, groeit naar het licht doordat de plant kan reageren op lichtprikkels. Dit is een voorbeeld van het levensverschijnsel .........
A
ademen
B
waarnemen
C
groeien
D
voeden

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande levensverschijnselen
hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
groeien, voeden, ademhalen
B
bewegen, voeden, voortplanting
C
uitscheiden, groeien, bewegen
D
voeden, ademhalen, uitscheiden

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst? De jachtluipaard jaagt over het algemeen overdag (vroeg in de morgen, vroeg in de avond). Meestal bestuderen ze de omgeving vanaf een verhoogde plek als een rotspartij, een omgevallen boom of een termietenheuvel. Hij jaagt voornamelijk op kleine en middelgrote antilopen en besluipt de antilope met zijn kop naar beneden tot hij ongeveer 30-10 m in de buurt van zijn prooi is. Na een korte, zeer snelle sprint probeert hij deze te vangen. Nadat hij zijn snelle ademhaling weer rustig heeft gekregen kan hij tot 14 kg per maaltijd opeten. Een groepje van vier cheeta's kan in een kwartier een gehele impala opeten.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst?

Elk jaar maakt een loofboom een nieuwe jaarring aan en wordt de stam van de boom dikker. Voor het dikker worden van de boom is het belangrijk dat een boom voldoende water kan opnemen en genoeg van het gas koolstofdioxide kan opnemen via de huidmondjes in de bladeren. Als in de hersft de dagen te kort worden, laten loofbomen hun blaadjes afsterven en op de grond vallen. Bomen reageren dus o.a. op de beschikbare hoeveelheid licht.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Welke levensverschijnselen hebben te maken
met het feit dat organismen REAGEREN op hun omgeving?
A
Bewegen Voeden
B
Bewegen Ademhalen
C
Bewegen Waarnemen
D
Ademhalen Voeden

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions




Nr. 1 is een grassprietje met een waterdruppel.
Het grassprietje is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
kriebelig :)

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Nr. 2 is een waterdruppel. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
nat :)

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Nr. 9 is een mandarijntje. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
lekker gezond :)

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions


A
De baal hooi is dood en de banden zijn levenloos
B
De baal hooi is levend en de banden zijn dood
C
De baal hooi is dood en de banden zijn dood
D
De baal hooi is levend en de banden zijn levenloos

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions


A
De oesters zijn dood
B
De oesters zijn levenloos
C
De oesters zijn levend 
D
Die oesters lust ik niet :)

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions


A
De plank is dood, de robot leeft en de baksteen is levenloos
B
De plank is levenloos, de robot dood en de baksteen is levend
C
De plank is dood, de robot levenloos en de baksteen is levenloos
D
De plank is levend, de robot levenloos en de baksteen is dood

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Exit ticket B1:
1. Wat is een organisme
2. Geef 1 voorbeeld

Slide 42 - Mind map

This item has no instructions

Exit ticket B1:
Noem de 7 levenskenmerken

Slide 43 - Mind map

This item has no instructions

Exit ticket B1:
Wat is a) levend b) dood c) levenloos

Slide 44 - Mind map

This item has no instructions