Formuleren in vogelvlucht

Formuleren en woordenschat
Maandag 8 februari 14.00 uur
Exam.net
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formuleren en woordenschat
Maandag 8 februari 14.00 uur
Exam.net

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiden op de toets



Woordenschat: leer de lijst met moeilijke woorden: quizlet (link in G.C.)
Nieuw Nederlands: Cursus 7 formuleren paragraaf 1 tot en met 9.

Maak gebruik van de materialen in de  Classroom.
  • Nieuw: filmpjes met uitleg bij elk onderdeel!
  • Oefentoetsen
  • Powerpoint les december

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
We nemen een deel van de formuleerfouten nog eens door.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

hen/hun?
Hen: als het een lijdend voorwerp is of
NA een voorzetsel
Hun: Als het een meewerkend voorwerp is ZONDER voorzetsel ervoor

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kies het juiste verwijswoord.
Omdat de agenten eisten dat ik mij zou legitimeren, toonde ik . . . mijn rijbewijs
A
hun
B
hen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

...toonde ik hun mijn paspoort

(=meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor)
Ook goed zou zijn:
toonde ik aan hen mijn paspoort

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Mijn zussen zijn heel grappig, maar ik zou nooit drie weken met . . . op vakantie gaan.
A
hun
B
hen

Slide 8 - Quiz

Met hen. Er staat een voorzetsel voor.
Ze zullen ook nu doen waar ze zin in hebben.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Aboutaleb is een burgemeester . . . de juiste toon weet te treffen wanneer hij relschoppers aanspreekt.
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het team . . . ingreep bij de rellen wist precies hoe dat moest.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Pas op voor de die-ziekte! Gebruik DAT bij onzijdige woorden
Verwijst het naar een de-woord of het-woord?

De man die boos is, de vrouw die boos is
Het meisje dat, het huis dat, het mannetje dat

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Het beste . . . je kunt doen is goed opletten.
A
wat
B
dat

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het boek . . . ik las, vond ik erg goed.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

dat of wat?
Wat verwijst naar:
  • overtreffende trap (het beste, het laatste, het stomste wat me is overkomen)
  • onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige wat ik wens)
  • een hele zin of een deel van een zin (Alle leerlingen zijn thuis en hebben nu online les, wat ze niet altijd leuk vinden)


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Mannelijk of vrouwelijk?

het-woorden zijn onzijdig. Verwijs met het en zijn.  Kijk eens naar het huis en zijn ramen. Ik vind het mooi.

Let op: namen van landen, provincies, steden en clubs zijn ook het-woorden. Dus: Amsterdam en zijn grachten. Ajax en zijn beker.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De-woorden kunnen mannelijk of vrouwelijk zijn.
Mannelijke de-woorden. Verwijs met hij, hem  en zijn. De wagen met zijn nieuwe motor rijdt snel. Hij haalt iedereen in.

Vrouwelijke de-woorden. Verwijs met zij, haar en haar. De tante met haar grijze knot is jarig. Ik feliciteer haar.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

M/V: hoe weet je of een de-woord vrouwelijk is?


Als het gaat om vrouwelijke personen (de secretaresse) of dieren (de reu, de merrie) is het duidelijk.

Aan sommige uitgangen kun je zien dat het vrouwelijk is. (-heid, -nis, -ing, -theek) Bestudeer dit lijstje in 7.2 goed.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De ondernemingsraad en . . . advies
A
zijn
B
haar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De gemeente Velzen heeft . . . besluit genomen
A
zijn
B
haar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Ik hou van de natuur en . . . rust
A
zijn
B
haar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

aan wie of waaraan? op wie of waarop?
Onthou:
Personen: voorzetsel + wie (die jongen met wie ik verkering heb)
Zaken/dingen: waar + voorzetsel (de auto waarin we reden)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Dat storende gedrag van Jannes, . . . steeds meer mensen zich ergeren, moet stoppen.
A
waaraan
B
aan wie

Slide 23 - Quiz

Verwijst niet naar Jannes maar naar het gedrag! Dus waaraan.
Zinsbouwfouten 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De vertrouwenspersoon heb ik alles verteld, maar heb ik niet kunnen overtuigen van de ernst van de situatie.
A
incongruentie
B
foutieve beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking
D
losstaand zinsdeel

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Foutieve samentrekking (7.2)
  • verschil in betekenis
  • verschil in vorm
  • verschil in grammaticale functie (volgende dia)
  • verschil in plaats ten opzichte van de persoonsvorm

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De vertrouwenspersoon heb ik alles verteld, maar heb ik niet kunnen overtuigen van . . . 
De vertrouwenspersoon:
meewerkend voorwerp  - lijdend voorwerp

Grammaticale functie verschilt: dus dit is een foutieve samentrekking.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Bijna 90 procent van de relschoppers in Rotterdam zijn inmiddels opgepakt.
A
incongruentie
B
onjuiste inversie
C
geen symmetrie

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Incongruentie
Als het onderwerp enkelvoudig is moet de persoonsvorm dat ook zijn. Kijk hierbij naar de KERN!
Negentig procent van de relschoppers is   
Een op tien leerlingen is besmet.

Let op:    Media, softdrugs zijn meervoudige begrippen.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions


Schreeuwend van de pijn, werd haar enkel steeds dikker.




A
onjuiste inversie
B
onjuiste beknopte bijzin
C
foutieve samentrekking

Slide 33 - Quiz

Niet de enkel schreeuwt het uit, maar het meisje/de vrouw
Ik denk dat als je goed hebt opgelet in december, je deze fout wel herkend.
A
Onjuiste inversie
B
dat/als constructie
C
incongruentie
D
zinnen ten onrechte samenvoegen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Verbeter dat/als constructies met de sleepmethode

Ik denk dat als je goed hebt opgelet in december, je deze fout  wel herkend.    

Verbeter de zin door de bijzin van voorwaarde, ofwel het zinsdeel dat begint met 'als' naar achter te slepen.
Ik denk dat je deze fout wel herkend als je . . .

Slide 35 - Slide

Let op 'dat als' midden in een zin. Fout! Verbeter door stukje vanaf als ( de voorwaarde) naar achter te slepen.
Let op!
Ook dit zijn dat/als- constructies:

omdat als, omdat wanneer, omdat indien,

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Ik kan me voorstellen dat Hugo de Jonge de moed soms in zijn schoenen laat zakken.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 37 - Quiz

De moed laten zakken
of de moed zonk hem in de schoenen.