Via Vooraf thema 3 hoofdstuk 2: spelling en grammatica

• Praktijkonderwijs

Thema 3 hoofdstuk 2

Spelling & Grammatica

Doel

Aan het einde van deze les:

Weet jij wat een werkwoord is.

Herhaling lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord.

Terug naar thema 2

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Productdoel:

Weten wat een werkwoord is en enkele voorbeelden kunnen noemen.

Procesdoel:

Ik ben beleefd en vriendelijk tegen anderen tijdens de les. 

Werkwoorden (doe-woord)

deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat.
Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten.

ik loop

hij/ zij loopt

wij lopen

zij lopen

Wat zijn werkwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?

1. snapt
2. de
3. leerling
4. slimme

bedenk zoveel mogelijk werkwoorden

zelfstandig werken

Wat: maak de opdrachten uit je boek, ga verder waar je gebleven bent.

Hoe: zelfstandig. Heb je een vraag? Vraag hulp.

Tijd: tot er wordt gezegd dat je mag opruimen. 

Resultaat: je weet wat een werkwoord is en je hebt goed gewerkt.

Klaar: rustig verder werken, of extra werk maken.

Evaluatie

Productdoel: weten wat een werkwoord is, noem een voorbeeld.

Procesdoel/ competentie: 6.6 ik ben altijd beleefd en vriendelijk tegen mijn collega's.