Elegast hield zich stil. Toen Eggeric en zijn vrouw sliepen, stal hij diens zwaard en zadel, nam de handschoen mee en keerde terug naar Karel. Hij vertelde wat hij gehoord had en liet hem de bebloede handschoen zien. Toen wist Karel waarom god hem die nacht uit stelen had gestuurd. ‘Ik moet mijn koning waarschuwen,’ zei Elegast. ‘Maar hij zal niet naar mij willen luisteren.’ ‘Laat mij gaan,’ stelde Karel voor. En zo gingen zij uit elkaar. Karel ging terug naar zijn kasteel Ingelheim en kroop weer in zijn bed.
De volgende dag kwamen de ridders naar het hof en Eggeric was er ook bij. Karel liet hem gevangennemen. ‘Ik weet dat je van plan was mij te doden,’ zei hij. Toen gaf hij opdracht om Elegast te zoeken en hem naar het hof te brengen. ‘Ik veroordeel jullie tot een tweegevecht op leven en dood,’ besliste Karel. ‘Dan zullen wij weten wie gelijk had.’
En zo gebeurde het. Het werd een fel gevecht en Elegast won. Koning Karel nam hem terug als ridder. Hij gaf hem Eggerics kasteel, land en diens vrouw.
Zo keerde god alles ten goede.