Thema 7, week 1 Les 6a Maken en materialen

1 / 35
next
Slide 1: Mind map
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Mind map

Lesdoel

Ik weet wat  de nieuwe woorden over 'maken en materialen' betekenen.

Slide 2 - Slide

Onderstreep de woorden in de leestekst.

Onderstreep de woorden in de leestekst.

Slide 3 - Slide

het elektron
(twee elektronen)
  een klein onderdeeltje van een atoom.




Atomen bestaan  uit een positief geladen atoomkern, waar  geladen elektronen omheen draaien .

Slide 4 - Slide

de fitting
(twee fittings / fittingen)
deel van de lichtbron waar je een lamp in draait.

De lamp had een te kleine fitting en de gloeilamp paste niet .

Slide 5 - Slide

de generator
(twee generatoren/generators)
een apparaat dat iets maakt
  of veroorzaakt, bijvoorbeeld stroom.
Er was geen elektriciteit en daarom gebruiken wij een generator die elektriciteit kan opwekken.

Slide 6 - Slide

de hoogspanning

als ergens veel elektrische spanning op staat.

.
De kabels boven een trein mag je nooit aanraken. Daar staat hoogspanning op en dat is levensgevaarlijk.

Slide 7 - Slide

de levensduur

 hoe lang je
  iets kunt gebruiken, voordat het stuk gaat.
 
De levensduur van een televisie is ongeveer 12 jaar.


Slide 8 - Slide

mechanisch
alles waar machines bij
  gebruikt worden.

Wist jij dat ze in 1820 al de eerste mechanische rekenmachine hebben uitgevonden.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

omzetten in
(zette om in, heeft omgezet in)

van het één iets anders maken.

Hij heeft al zijn geld in snoep omgezet.


Slide 11 - Slide

opwekken
(wekte op in, heeft opgewekt )
ervoor zorgen dat iets ontstaat, bijvoorbeeld energie.

Windmolens wekken energie op.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

de watt


een eenheid om aan te geven hoeveel stroom iets verbruikt.

Hoe meer watt een lamp heeft hoe feller hij schijnt en hoe meer energie de lamp verbruikt.
 

Slide 14 - Slide

de robot


automaat die bediend wordt door een computerprogramma en op een mens lijkt.

De juf wil wel een robot hebben die haar huis schoonmaakt.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

de robotarm


  een machine die werkt als een menselijke arm

In fabrieken wordt vaak gebruik gemaakt van grote robotarmen.

Slide 17 - Slide

uitschakelen
(schakelde uit, heeft uitgeschakeld)

uitdoen, zodat iets niet
  meer werkt.

Ook het Nederlands Elftal kan worden uitgeschakeld. Zij doen dan niet meer mee.



Slide 18 - Slide


Slide 19 - Open question


Welk tegengesteld woord past op de lege plek?

Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question


Slide 26 - Open question


Welk woord hoort in het midden?

Slide 27 - Open question


Welk woord hoort in het midden?

Slide 28 - Open question


Welk woord hoort in het midden?

Slide 29 - Open question


Slide 30 - Open question

Welk woord hoort bij de omschrijving?
A
de watt
B
het elektron
C
de levensduur
D
de generator

Slide 31 - Quiz

Welk woord hoort bij de omschrijving?
A
de watt
B
het elektron
C
de levensduur
D
de generator

Slide 32 - Quiz

Welk woord hoort bij de omschrijving?
A
de watt
B
het elektron
C
de levensduur
D
de generator

Slide 33 - Quiz

Welk woord hoort bij de omschrijving?
A
de watt
B
het elektron
C
de levensduur
D
de generator

Slide 34 - Quiz

aan het werk
 Thema 7, week 2
Les 6a

Alle opgaven en
10 x plussen

Slide 35 - Slide