Les 3 - Telefoneren

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Les 3 - Telefoneren

1. Bellen versus appen

Wanneer is het noodzakelijk om te bellen?

Doe de quiz!

p. 17 

Wat voor soort beller ben jij?

No way!-type

Soms-type

Duh-type

Zijn de stellingen juist of fout?

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.

Juist

Fout

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.

Juist

Fout

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.

Juist

Fout

Beluister het fragment en beantwoord de vragen in je cursus.

www.vrt.be

Hoe komt het dat jongeren minder bellen?

Zij zijn opgegroeid met een telefoon die meer kan dan bellen, nl berichten sturen of spraakberichten opnemen.

Waarom is het volgens Hervé Van De Weyer efficiënter om te bellen?

Als je berichten stuurt, ben je vaak 8 à 9 berichten verder vooraleer je dezelfde afspraken hebt gemaakt van een telefoontje van enkele minuten.

Wanneer heb je telefoongesprekken echt nodig?

In een professionele context.

Waarom zijn jongeren bang om te bellen?

Ze zijn bang om niet voorbereid te zijn op de vragen die gesteld zullen worden.

Leg uit wat Hervé Van De Weyer bedoelt met “het zorgt voor een overload aan communicatie en zo zien we door het bos de bomen niet meer”.

Door verschillende communicatievormen te combineren (Whatsapp, mail, berichten … ), krijg je heel veel berichten binnen en is er minder structuur. 

Studenten leggen altijd eerst contact via berichten of mail.

Juist

Fout

Tijdens het bellen hebben veel studenten het gevoel van controle te hebben over het gesprek.

Juist

Fout

Oudere mensen bellen veel sneller dan jongere mensen.

Juist

Fout

2. Zakelijk telefoneren

p. 19

Elementen informeel telefoongesprek

Elementen formeel telefoongesprek

Formuleer een conclusie over formeel en informeel telefoneren.

2. Lees het tipkader en plaats bij elke tip de juiste uitleg. 

1. Bereid u voor op het gesprek.

• Zoek uit wie je gesprekspartner moet zijn (bv. functie of exacte naam van persoon)
• Duidelijk doel
• Papieren geheugensteuntje: structuur

2. Stel u meteen voor.

• Goedemorgen/middag/avond, U spreekt met naam, voornaam.
• Vul eventueel aan met organisatie waarvoor je werkt.
• Spreek traag en duidelijk.
• Zorg dat de gesprekspartner zich ook duidelijk maakt. (Bv. Spreek ik met...?)

3. Vraag of de situatie gunstig is.

• Peil naar de gunstigheid en geef aan hoelang het gesprek zal duren.
• Bv. Stoor ik?

4. Pas de tandartstechniek toe.

• Er is geen visuele ondersteuning.
• Zeg precies wat er gebeurt als het gesprek onderbroken wordt.
• Communicatiestoornis = ergernis 

5. Neem het initiatief om het gesprek af te sluiten

• De persoon die opbelt, bepaalt in principe wanneer het gesprek afgelopen is.
• Rond af door kern van het gesprek te herhalen.
• Sluit af met een duidelijke afsluiting. Bv. Bedankt en tot de volgende keer.

3. Wat zou je tijdens een telefoongesprek kunnen zeggen in de volgende situaties.

p. 21

Je zit in de trein en de verbinding is slecht.

Je moet zoeken naar je identiteitskaart om je rijksregister door te geven.

Je hoort achtergrondgeluiden bij je gesprekspartner en wilt nagaan of het past dat je belt.

Je kleine zus wilt de telefoon afpakken en krijst de hele boel bij elkaar.

De verbinding werd plots verbroken en je belt opnieuw naar de persoon.

Maak oefening 4. a OF b.

Spreek af met je schouderpartner wie a en wie b voorbereid.

Denk na wat je zou kunnen zeggen, maar noteer niets.

Lees nadien met je schouderpartner luidop.

Hoe gaat jouw voicemail?

Optie 1

Optie 2

Optie 3

Optie 4

Optie 5

Optie 6

Wat hoort er in een goede voicemail te staan?

Een voicemail

• Je spreekt deze zelf in.
• Je vermeldt jouw voor- en achternaam. 
• Je vertelt hoe de persoon jou het snelst kan bereiken.

BW Voicemail

Bekijk de evaluatiecriteria.

Taaltaak 

Zie cursus