3 mars 2021

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Comment ça va?
Quel âge as-tu?
Tu habites où?
Tu es en quelle classe?
Qui est ton prof de français?
Les nombres 1 jusqu'à 100

Slide 2 - Slide

klassenregels
We werken rustig samen in de klas, ook online betekent dit dat we elkaar laten uitpraten.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook aan de kant.
We hebben onze camera aan en steken ons ‘gele handje’ of onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
In de chat zetten we alleen nuttige opmerkingen en/of vragen.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).

Slide 3 - Slide

Le planning
Parler français
La grammaire: le pronom possessif
Les devoirs


Slide 4 - Slide

Le pronom possessif
classe 1 ; het bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer


Slide 6 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes


Slide 7 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)


Slide 8 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)


Slide 9 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw


Slide 10 - Slide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw
Julian is jouw broer = Julian est TON frère


Slide 11 - Slide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = ?


Slide 12 - Slide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord, dat is ...?


Slide 13 - Slide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = ml /  vr / mv ?

Slide 14 - Slide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = meervoud

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = nos
Dat zijn onze honden = Ce sont nos chiens.

Slide 15 - Slide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = meervoud

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = ?

Slide 16 - Slide

Let op!
Bij:
- ons/onze
- uw/jullie
- hun
... hoef je niet te weten of het 
mannelijk of vrouwelijk is. De 
vormen zijn hetzelfde! Makkie!

Slide 17 - Slide

On va chanter et danser!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

AU TRAVAIL!

1. Exercice 30cd + 31ab



Stappenplan

Stap 1: neem de 3 betekenissen van het bezittelijk voornaamwoord uit het schema.

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het bezittelijk voornaamwoord komt.

Stap 3: is het woord bij stap 2 mannelijk, vrouwelijk of meervoud?

Stap 4: kies de juiste vertaling in het schema.

Slide 20 - Slide

Le pronom possessif
  • Bez. vnw geeft bezit aan: van wie iets is
bijv:
Mijn moeder
Onze hond
Hun ouders

Slide 21 - Slide

Verschil NL - FRA
NL : 1 woord --> FRA: 2 of 3 woorden
mijn = mon, ma, mes
jouw = ton, ta, tes
zijn/haar = son, sa, ses
onze = notre, nos
jullie/uw = votre, vos
hun = leurs

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Alors...
1. Kijk eerst of het zelfstandig naamwoord (bezit);
- mannelijk / vrouwelijk 
- enkelvoud / meervoud is

2. Leer het tabel uit je hoofd!


Slide 24 - Slide

Jouw vader (père)
A
ton père
B
ta père
C
tes père
D
son père

Slide 25 - Quiz

Mijn zus (soeur)
A
mon soeur
B
ma soeur
C
mes soeur
D
sa soeur

Slide 26 - Quiz

Haar broer (frère)
A
son frère
B
ses frère
C
sa frère
D
mon frère

Slide 27 - Quiz

LET OP!
Wanneer een zelfstandig nmw met een klinker (a,e,i,o,u) / h  --> altijd mon,ton,son

Waarom is het niet: Ma amie (mijn vriendin)

Slide 28 - Slide

Mijn vriendin (amie)
A
ma amie
B
mon amie
C
mes amie
D
ton amie

Slide 29 - Quiz

Hun pen
A
leur stylo
B
leurs stylo
C
notre stylo
D
nos stylos

Slide 30 - Quiz

Hun pennen
A
leur stylo
B
leurs stylos
C
notre stylo
D
nos stylos

Slide 31 - Quiz

Combineer
mijn schriften
jouw boeken
mijn tafel
mijn poster
jouw stoel
jouw leraar
tes livres
ton prof
ta chaise
mon poster
mes cahiers
ma table

Slide 32 - Drag question