Fictie les 1 week 9

Fictie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fictie

Slide 1 - Slide

Boekdoosopdracht
Deze opdracht wordt uitgesteld tot week 16/17
Inleveren in week 20 (na de meivakantie)

Je mag natuurlijk altijd met je duopartner al hiermee aan de slag.

Slide 2 - Slide

Vorige weken
Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren (vermaken) zijn fictie. Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat hij of zij denkt en voelt. Het zijn verhalen die verzonnen zijn.
Er is realistische en niet-realistische fictie.


Non-fictie
Alle teksten die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) zijn non-fictie. Het zijn teksten die gaan over de werkelijkheid en waarin feiten staan.

Slide 3 - Slide


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quiz


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quiz


A
fictie
B
non fictie

Slide 6 - Quiz

Perspectief
Perspectief
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.



Wisselend perspectief
Als je van meerdere personen in een verhaal weet wat ze denken en voelen, is er sprake van een wisselend perspectief. De ene keer zit je in het hoofd van de ene persoon en de andere keer in het hoofd van de andere persoon.

Slide 7 - Slide

Perspectief

Ik-vorm: Als een verhaal een ik-persoon heeft, is het geschreven in de ik-vorm. Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.

Hij/zij-vorm: Als er geen ik-persoon in het verhaal voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij- of zij-vorm.

Slide 8 - Slide

6

Slide 9 - Video

02:08
Hoe voelt Bram zich nu denk je?

Slide 10 - Mind map

06:04
Wat vind je van het gedrag van Joost?

Slide 11 - Open question

10:13
Wat zou jij doen als je Eva was en dit zou zien?

Slide 12 - Open question

11:39
Waarom doet Joost zo tegen Bram denk jij?

Slide 13 - Open question

13:27
In hoeverre zou zoiets in het echt kunnen gebeuren?
0= niet 10=wel
010

Slide 14 - Poll

13:23
In welk personage kon jij je het beste inleven?
Bram (de nieuwe leerling)
Eva (vriendin Joost)
Joost (pester)

Slide 15 - Poll

Huiswerk week 9
Werkboekje Fictie
Blz. 7 t/m 13 
Maken opdracht 5 t/m 7
Inleveren: ma 08-03-2020 via Teams

Slide 16 - Slide