5V Beco FinVer H3,4 combi

3.1
A
0,5 x 12
B
0,5 x 13
C
0,5 / 3 x 52
D
0,5 / 4 x 52
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.1
A
0,5 x 12
B
0,5 x 13
C
0,5 / 3 x 52
D
0,5 / 4 x 52

Slide 1 - Quiz

3.3.4
A
1.200 - 1.089
B
1.200 - 900

Slide 2 - Quiz

5V Beco FinVer H3,4 combi

Slide 3 - Slide

Er wordt een 4% obligatie uitgegeven van € 1.000,-
De marktrente is 3%
Voor hoeveel zou jij de obligatie bereid zijn te kopen?
A
€ 980,-
B
€ 1.000,-
C
€ 1.020,-

Slide 4 - Quiz

Obligaties
- beneden pari: koers is lager dan de nominale waarde
( rente op obligatie < marktrente )

- a pari: koers is gelijk aan de nominale waarde

- boven pari: koers is hoger dan de nominale waarde
( rente op obligatie > marktrente )

Slide 5 - Slide

Obligaties
De afwijking tussen de koers en de nominale waarde zal groter zijn als:

- de rente op de obligatie sterker afwijkt van de marktrente
- de looptijd van de obligatie langer is

Slide 6 - Slide

4% obligatie van € 1.000,-. Marktrente is 3%. Looptijd nog 4 jaar.

Te ontvangen rente op de obligatie:
einde jaar 1: € 40,-
einde jaar 2: € 40,-
einde jaar 3: € 40,-
einde jaar 4: € 40,-

Slide 7 - Slide

4% obligatie van € 1.000,-. Marktrente is 3%. Looptijd nog 4 jaar.
Te ontvangen rente op de obligatie:
einde jaar 1: € 40,- CW = 40 / 1,03 = 38,83
einde jaar 2: € 40,- CW = 40 / 1,03^2 = 37,70
einde jaar 3: € 40,- CW = 40 / 1,03^3 = 36,61
einde jaar 4: € 40,- CW = 40 / 1,03^4 = 35,54

Totale CW = 148,68

Slide 8 - Slide

 € 1.000,- op spaarrekening. Marktrente is 3%. Looptijd nog 4 jaar.

Te ontvangen rente op de obligatie:
einde jaar 1: € 30,-
einde jaar 2: € 30,-
einde jaar 3: € 30,-
einde jaar 4: € 30,-

Slide 9 - Slide

€ 1.000,- op spaarrekening. Marktrente is 3%. Looptijd nog 4 jaar.
Te ontvangen rente op de obligatie:
einde jaar 1: € 30,- CW = 30 / 1,03 = 29,13
einde jaar 2: € 30,- CW = 30 / 1,03^2 = 28,28
einde jaar 3: € 30,- CW = 30 / 1,03^3 = 27,45
einde jaar 4: € 30,- CW = 30 / 1,03^4 = 26,65

Totale CW = 111,51

Slide 10 - Slide

CW rente op obligatie = 148,68

CW rente op spaarrekening = 111,51

Extra CW = 148,68 - 111,51 = 37,17

Koers obligatie € 1.037,17

Slide 11 - Slide

Soms wil een onderneming extra aandelen plaatsen, maar is op dat moment de koers van het aandeel erg laag.
De onderneming kan dan een converteerbare obligatielening uitgeven. Deelnemers kopen dan obligaties, die op een later moment omgezet kan worden in aandelen tegen een omwisselkoers.
( VV verandert dan in EV )

Slide 12 - Slide

Vaste Activa
Vlottende Activa
Liquide Middelen

Slide 13 - Slide

Vaste Activa
- immateriele vaste activa
- materiele vaste activa
- financiele vaste activa

Vlottende Activa
Liquide Middelen

Slide 14 - Slide

Kapperszaak: Totale bezittingen € 400.000,-. Totale schulden € 250.000,-. Nettowinst 2021 € 40.000,-
Hoeveel zou je er voor over hebben om deze zaak over te nemen?
A
€ 150.000,-
B
€ 170.000,-
C
€ 190.000,-
D
€ 210.000,-

Slide 15 - Quiz

Immateriele Vaste Activa:
- Niet tastbaar, wel waarde
- Bijv. Vergunningen en Goodwill

Goodwill is betaalde waarde bovenop balanswaarde EV vanwege

Goede reputatie, Vaste klantenkring ---> winst in de toekomst

Slide 16 - Slide

Financiele Vaste Activa
Deelnemingen
Aandelen andere onderneming voor langere duur
Vaak een langdurige relatie met dit andere bedrijf ( inclusief zeggenschap )

Aandelen van andere ondernemingen, die voor korte duur in bezit zijn, 
( om gewoon op korte termijn rendement te halen )
vallen onder effecten en die horen bij de Vlottende Activa

Slide 17 - Slide

Moedermaatschappij <-----> Dochtermaatschappij
meerderheidsbelang bij > 50%

Tot een Groepsmaatschappij behoren alle ondernemingen waarin de moedermaatschappij een meerderheidsbelang heeft

Geconsolideerde balans en resultatenrekening
( alles bij elkaar opgeteld / onderlinge vorderingen vallen weg )

Slide 18 - Slide

Welke lening behoort tot de financiele vaste activa?
A
lening u/g
B
lening o/g

Slide 19 - Quiz

Vaste Activa
Vlottende Activa
- Voorraad
- Debiteuren
- Effecten
- Transitorische posten
Liquide Middelen

Slide 20 - Slide

Welke transitorische post behoort tot de vlottende activa
A
Te betalen bedragen
B
Te ontvangen bedragen

Slide 21 - Quiz

Welke transitorische post behoort tot de vlottende activa
A
Vooruitbetaalde bedragen
B
Vooruitontvangen bedragen

Slide 22 - Quiz

Hw.
Opgaven 3.10 en 3.11
Opgave 4.1

Slide 23 - Slide