Lezen 2.3 (Les uit NN)

Lezen 
                    2.1 De indeling van teksten
                    2.2 Deelonderwerpen herkennen
                    2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen 
                    2.1 De indeling van teksten
                    2.2 Deelonderwerpen herkennen
                    2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
 

Slide 1 - Slide

Terugblik Lezen H2
2.1 en 2.2

Slide 2 - Slide

Het belangrijkste doel van een recensie over
de serie 'Undercover'
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 3 - Quiz

Waar vind je de belangrijkste informatie in een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 5 - Quiz

Inleiding
Middenstuk
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's 
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt

Een conclusie 

Slide 6 - Drag question

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 7 - Quiz

2.3 Lesdoel

Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst

Slide 8 - Slide

Wat weet je al over signaalwoorden en tekstverbanden?

Slide 9 - Mind map

Uitleg
Signaalwoorden geven aan wat voor verbanden er zijn:
  • binnen zinnen
  • tussen verschillende zinnen
  • tussen alinea’s

Verbanden en signaalwoorden helpen bij het doorgronden en begrijpen van een tekst.


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Signaalwoorden (blz. 201)
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee
* voorwaarde: als, indien, wanneer, mits, tenzij

Slide 12 - Slide

Kies het goede antwoord.

Tekstverbanden ...
A
... geven alinea's aan.
B
... geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben.
C
... geven het doel van een tekst aan.
D
... helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 13 - Quiz

Welke signaalwoorden kan je uit deze zinnen halen?
1. Daarom zoekt het Rode Kruis dringend vrijwilligers om aan de groeiende hulpvraag te kunnen voldoen.
2. Ik was te laat, omdat ik vergeten was om mijn alarm aan te zetten.

Slide 14 - Open question

Welk signaalwoord ontbreekt in deze zin?

Die gewichtstoename zou komen die vrouwen voor zichzelf net zo veel eten opscheppen als voor hun mannelijke partner.
A
door
B
zoals
C
dus
D
doordat

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

NS vindt het een goede oplossing voor overvolle treinen, studenten vinden het ECHTER een belachelijk idee.

Welk verband geeft 'echter' aan?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
toelichting of voorbeeld
D
samenvatting

Slide 17 - Quiz

Woensdag werd bekend dat NS-topman Roger van Boxtel zijn zin heeft gekregen: hogescholen en universiteiten blijken tóch bereid te zijn OM hun collegetijden aan TE passen.
A
conclusie
B
doel-middel
C
reden of verklaring
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Dit zou ervoor moeten zorgen dat studenten pas na de spits klaar zijn met colleges, ZODAT ze niet in deze drukke tijden de trein bezetten. ZO heeft de hogeschool in Utrecht al aangegeven les te geven tot 19.00 uur en bekijkt ook de universiteit van de stad de mogelijkheden.
A
zodat: doel-middel zo: toelichting of uitleg
B
zodat: oorzaak-gevolg zo: toelichting of uitleg
C
zodat: reden-verklaring zo: conclusie
D
zodat: doel-middel zo: conclusie

Slide 19 - Quiz

Hoeveel signaalwoorden zie je in deze zin?

Zo stond gisteren in de krant, dat vrouwen dikker worden als ze een vaste relatie krijgen.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Zelfstandig maken:
Maak opdracht 1 tm 4 en de examenopdracht.
KLAAR?
Check de planning en maak de opdrachten van 2.1 en 2.2.
Extra oefenen:
Extra opdrachten maken
timer
20:00

Slide 21 - Slide

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter

Slide 22 - Drag question

Welke signaalwoorden
ken je?

Slide 23 - Open question

Check


Je kunt signaalwoorden herkennen

Je kunt het tekstverband benoemen

Slide 24 - Slide