Klas 3 les 1 wk 13 schooljaar 2022

Jacken draußen?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Jacken draußen?

Slide 1 - Slide

Programm


  • GOT Denzel & Kalle
  • Wiederholung 
  • üben Grammatik
  •  Lesen

Slide 2 - Slide

Ihr seid dran!
1. Was fandest du gut an diesem GOT?
2. Was könnte besser sein?
3. Was war neu für dich?
4. Welche Frage hast du noch über das Thema?
5. Wie fandest du die Aussprache?
6. Welche Note würdest du geben und warum?

Slide 3 - Slide

Vorhang auf für Justin & Giosué!!

Slide 4 - Slide

Wiederholung
mij
jou
hem
haar
ons
hun/u
3e
mir
dir
ihm
ihr
uns
ihnen
4e
mich
dich
ihn
sie
uns
Sie

Slide 5 - Slide

Grammatik 

Voorzetsels 3e/4e naamval

Buch S. 27 & 29

Slide 6 - Slide

3e nv (mv): aus, bei, mit, nach, von, seit, zu


4e nv (lv): gegen, ohne, entlang, durch, bis, um, für 

goedbuf
Voorzetsels +pers vnw

Slide 7 - Slide

altijd 3e naamval!
aus
uit
bei
bij
mit
met
nach
naar (plaatsen)/na
seit
sinds
von
van
zu
te/naar (personen/gebouwen)

Slide 8 - Slide

altijd 4e naamval!
bis
tot
durch
door
für
voor
gegen
tegen
ohne
zonder
um
om

Slide 9 - Slide

"haar" in de 3e naamval =
A
sie
B
ihr
C
es

Slide 10 - Quiz

"jou" in de 3e naamval =
A
dir
B
dich

Slide 11 - Quiz

hoe maak je de 3e naamval
A
wie/wat + gezegde
B
wie/wat + gezegde + onderwerp
C
aan wie/wat + gezegde + onderwerp

Slide 12 - Quiz

De vorm van 'u' in de 3e naamval is...
A
Ihnen
B
sie
C
ihnen

Slide 13 - Quiz

3e naamval vrouwelijk
A
eine
B
einen
C
einem
D
einer

Slide 14 - Quiz

Wat is hem in de 3e naamval?
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 15 - Quiz

3e naamval =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdendvoorwerp

Slide 16 - Quiz

"mij" in de 3e naamval =
A
mir
B
mich

Slide 17 - Quiz

Wat is haar in de 4e naamval?
A
ihr
B
sie

Slide 18 - Quiz

Wat is ''tegen'' in de 4e naamval?
A
gugen
B
tegen
C
gogen
D
gegen

Slide 19 - Quiz

Wat is ''door'' in de 4e naamval?
A
durch
B
ohne
C
für
D
dorch

Slide 20 - Quiz

Wat is ''wij'' in de 4e naamval?
A
dich
B
uns
C
euch
D
wir

Slide 21 - Quiz

Wat is ''voor wie'' in de 4e naamval?
A
für wen
B
voor wen
C
für wie
D
für was

Slide 22 - Quiz

Wat is mij in de 4e naamval?
A
mich
B
mir
C
ich

Slide 23 - Quiz

Wat is ''om'' in de 4e naamval?
A
mir
B
om
C
um
D
am

Slide 24 - Quiz

Wat is ''tot'' in de 4e naamval?
A
for
B
bis
C
fur
D
für

Slide 25 - Quiz

Wat is ''ons'' in de 4e naamval?
A
dich
B
uns
C
euch
D
wir

Slide 26 - Quiz

4e naamval vrouwlijk
A
der
B
die
C
dem
D
den

Slide 27 - Quiz

4e naamval =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdendvoorwerp

Slide 28 - Quiz

Selbstständig arbeiten
Buch S. 21 C15
S. 25  D17 & D18
timer
12:00

Slide 29 - Slide

Fragen?
Fragen bisher?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide