Grammatica - 3 onderwerp + lijdend voorwerp

Grammatica- werkwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica- werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doel van bijles
  • herhalen werkwoorden - werkwoordsvormen
  • herhalen werkwoordelijk gezegde
  • herhalen persoonsvorm
  • herhalen onderwerp
  • nieuw: lijdend voorwerp
  • nieuw: meewerkend voorwerp
  • nieuw: bijwoordelijke bepaling 

Slide 2 - Slide

Bijles 3
  • herhalen pv + wwg
  • onderwerp
  • lijdend voorwerp

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Jullie gaan een toets maken.

Slide 4 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)?

Jullie gaan een toets maken.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Wat is het onderwerp (ond)?

Jullie gaan een toets maken.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Denk  je  je examen  te halen?
pv:               -proef
wwg:          
ond:           

Slide 10 - Slide

Denk / je  je examen  te halen?
pv:               denk
wwg:          alle werkwoorden
ond:           

Slide 11 - Slide

Denk / je  je examen /  te halen?
pv:               denk
wwg:          denk te halen
ond:           wie/wat + wwg

Slide 12 - Slide

Denk / je / je examen/ te halen?
pv:               denk
wwg:          denk te halen
ond:           je

Slide 13 - Slide

Denk / je / je examen/ te halen?
pv:               denk
wwg:          denk te halen
ond:           je

Lijdend voorwerp: wie/wat + wwg + ond

Slide 14 - Slide

Denk / je / je examente halen?
pv:               denk
wwg:          denk te halen
ond:           je

Lijdend voorwerp: je examen

Slide 15 - Slide

Morgen
koop
ik
appelmoes.
ond
wwg
lijd. vw

Slide 16 - Drag question

OPDRACHT: 
Sleep het juiste zinsdeel naar de juiste vraag.
wie/wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp
Wat is het gezegde?
Wat is het onderwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik 
krijg
een supergaaf cadeau.

Slide 17 - Drag question

gegeven?
dat
Waarom
heb
je
hem
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 18 - Drag question

Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend Voorwerp

Slide 19 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?

Denk / je / je examen / te halen?

Slide 20 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

De koning draagt een oranje stropdas.

Slide 21 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Het orkest kreeg een groot applaus.

Slide 22 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Een olifant weegt een paar duizend kilo.

Slide 23 - Open question

oefenen onderwerp  of lijdend voorwerp
onderwerp

                                                   lijdend voorwerp

Slide 24 - Slide