Clase 9. C1 Unidad 2. Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Martes, 18 de octubre de 2022
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Martes, 18 de octubre de 2022

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos para la clase de hoy.
  3. Repasamos el vocabulario de la unidad 1
  4. Seguimos con la unidad 2. Gramática
  5. Final de la clase: ¿Qué hemos aprendido hoy?

Slide 2 - Slide

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Leerdoelen
- Ik ken de namen van Spaanstalige landen en nationaliteiten.
- Ik kan de dagen van de week in het Spaans zeggen.
- Ik ken de namen van een aantal schoolvakken in het Spaans.
- Ik kan het werkwoord “ser” en “llamarse” in het meervoud vervoegen.
- Ik ken het meervoud van zelstandige naamwoorden in het Spaans.
- Ik kan tot met 100 tellen in het Spaans.
- Ik ken de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans.


Slide 3 - Slide

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Succescriteria's
- Ik ken de namen van 5 Spaanstalige landen.
- Ik kan 5 nationaliteiten in het Spaans zeggen.
- Ik kan vragen waar iemand woont en vertellen waar ik zelf woon.
- Ik kan 5 schoolvakken in het Spaans benoemen.
- Ik kan voorstellen om iets te gaan doen in het Spaans.
- Ik kan vertellen wat ik leuk/niet leuk vind.
- Ik ken alle woorden van unidad 2 en de frases claves















Slide 4 - Slide

Repasamos el vocabulario de la unidad 1

Slide 5 - Slide

U2 Gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden

Slide 6 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = nosotros (wij)
2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) = vosotros (jullie)
3. Mis hermanos (mijn broers) = ellos (ze mv)
4. Yo (meisje) y mis amigas = nosotras 

Slide 7 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 8 - Drag question

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 9 - Slide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 10 - Drag question

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 11 - Drag question

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 12 - Drag question

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 13 - Quiz

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 14 - Quiz

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 15 - Quiz

¿...........(tú) español?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 16 - Quiz

Mi hermana........... holandesa.
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 17 - Quiz

el plural - het meervoud
REGELS:
1. Eindigt een woord op een klinker (a/e/i/u/o) + s
Voorbeeld: la casa (het huis) - las casas (de huizen)
2. Eindigt een woord op een medeklinker + es
Voorbeeld: el profesor (de leraar) - los profesores (de leraren)

Slide 18 - Slide

Zet in het meervoud:
el alumno

Slide 19 - Open question

Zet in het meervoud:
la profesora

Slide 20 - Open question

Zet in het meervoud:
el reloj

Slide 21 - Open question

Zet in het meervoud:
el estudiante

Slide 22 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.
3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: wit = blanco
la casa blanca - las casas blancas
4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

Slide 23 - Slide

0

Slide 24 - Video

Zinnen in het meervoud zetten
Regels:
1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)
2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)
3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!
Voorbeeld:
El libro es bonito. - Los libros son bonitos.
(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)


Slide 25 - Slide

1. Mi amigo es español.

Slide 26 - Open question

2. Ella es estudiante.

Slide 27 - Open question

3. El libro es interesante.

Slide 28 - Open question

4. Usted es profesor.

Slide 29 - Open question

5. El alumno es chileno (uit Chili).

Slide 30 - Open question

6 . La casa es bonita (mooi).

Slide 31 - Open question

De aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans 
DIT, DEZE worden gebruikt voor iets dat dichtbij is.
Este, Esta, Estos, Estas


DIE, DAT worden gebruikt voor iets dat ver weg is.
Esa, Esa, Esos, Esas 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

... teléfono móvil es azul.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 36 - Quiz

... chicas son de Cuba.
A: Esta B: Este C: Estas D: Estos
A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 37 - Quiz

...diccionarios son españoles.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 38 - Quiz

... ordenadores son grandes.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 39 - Quiz

... coche es verde.
A: Esta B: Estas C: Este D: Estos
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 40 - Quiz

Verplichte opdrachten:
TB Unidad 2. Gramática
Opdracht 1 t/m 4
WB Unidad 2. Gramática
1, 2, 4, 5, 6, en 9 t/m 11

Si terminas/Als je klaar bent?
Woorden leren unidad 2 (vanaf "vel número ordinal"t/m "el modelo")
Frases claves unidad 2



Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
WB Unidad 2 Gramática
3, 8, 12 t/m 14

Slide 41 - Slide

Deberes (Huiswerk)
Leer:
-Woorden leren unidad 2 (vanaf "verdadero"t/m "Las Matemáticas)
- Frases claves unidad 2 
- Gramática unidad 1 en unidad 2 (Zie aantekeningen in Lessonup)

Slide 42 - Slide


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 44 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 45 - Open question

0

Slide 46 - Video