Repaso Unidad 2 C1+Frases claves

U2 Gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden
4) aanwijzende voornaamwoorden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

U2 Gramática
1) werkwoord ser
2) meervoud
3) bijvoeglijke naamwoorden
4) aanwijzende voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = nosotros (wij)
2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) = vosotros (jullie)
3. Mis hermanos (mijn broers) = ellos (ze mv)
4. Yo (meisje) y mis amigas = nosotras 

Slide 2 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 3 - Drag question

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 4 - Slide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 5 - Drag question

el plural - het meervoud
REGELS:
1. Eindigt een woord op een klinker (a/e/i/u/o) + s
Voorbeeld: la casa (het huis) - las casas (de huizen)
2. Eindigt een woord op een medeklinker + es
Voorbeeld: el profesor (de leraar) - los profesores (de leraren)

Slide 6 - Slide

Zinnen in het meervoud zetten
Regels:
1. klinker + s / medeklinker + es (NIET voor werkwoorden)
2. vergeet niet het lidwoord aan te passen (el - los / la -las)
3. vergeet niet om ook het ww aan te passen!
Voorbeeld:
El libro es bonito. - Los libros son bonitos.
(Het boek is mooi. -De boeken zijn mooi.)


Slide 7 - Slide

1. Mi amigo es español.

Slide 8 - Open question

2. Ella es estudiante.

Slide 9 - Open question

3. El libro es interesante.

Slide 10 - Open question

4. Usted es profesor.

Slide 11 - Open question

5. El alumno es chileno (uit Chili).

Slide 12 - Open question

6 . La casa es bonita (mooi).

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
1. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. In het Spaans past het zich aan aan mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud.
3. In het Spaans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: wit = blanco
la casa blanca - las casas blancas
4. Voor de volledige uitleg; bekijk het filmpje!

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

De aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans 
DIT, DEZE worden gebruikt voor iets dat dichtbij is.
Este, Esta, Estos, Estas


DIE, DAT worden gebruikt voor iets dat ver weg is.
Ese, Esa, Esos, Esas 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

... libro es interesante.

A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 20 - Quiz

... chicas son de Madrid.

A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 21 - Quiz

...coche es de mi hermano.
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 22 - Quiz

... ordenadores son grandes.

A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos

Slide 23 - Quiz

... coche es verde.

A
Ese
B
Esa
C
Esos
D
Esas

Slide 24 - Quiz

... casas son blancas.

A
Ese
B
Esa
C
Esos
D
Esas

Slide 25 - Quiz

Vertaal de zin naar het Spaans:
Hoe gaat het?

Slide 26 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
Wat is jouw telefoonnummer?

Slide 27 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
Heb je broers of zussen? Ja, ik heb een zus en een broer.

Slide 28 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
Wat is je nationaliteit?

Slide 29 - Open question

Vertaal de zin naar het Spaans:
Wat is jouw lievelingsvak? Mijn lievelingsvak is Spaans.

Slide 30 - Open question