Hebben en zijn

Hebben en zijn
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hebben en zijn

Slide 1 - Slide

Werkwoord 'hebben'

Slide 2 - Mind map

Werkwoord 'zijn'

Slide 3 - Mind map

HEBBEN
Ik HEB
Jij HEBT
Hij/zij HEEFT (1 persoon)

Wij HEBBEN
Jullie HEBBEN
Zij HEBBEN (meer personen)

Slide 4 - Slide

Werkwoord 'hebben'

Slide 5 - Mind map

ZIJN
Ik BEN
Jij BENT
Hij/zij IS (1 persoon)

Wij ZIJN
Jullie ZIJN
Zij ZIJN (meer personen)

Slide 6 - Slide

Werkwoord 'zijn'

Slide 7 - Mind map

HEBBEN
= bezit
= wat je hebt
= van jou

Bv. een auto, een fiets, een rok, een broek, een T-shirt, een boek, een stift, een pen, een huis, een tuin, een garage...

Slide 8 - Slide

ZIJN
= wat je bent
= kenmerk, eigenschap

Bv. groot, 16 jaar, oud, jong, lief, grappig, verlegen, slim, mooi, lelijk, dik, dun, een jongen, een meisje...



Slide 9 - Slide

Duid het juiste werkwoord aan.

Ik ... een broek.
A
heb
B
ben

Slide 10 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

Ik ... een jongen.
A
heb
B
ben

Slide 11 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

Jij ... een boek.
A
hebt
B
bent

Slide 12 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

Wij ... lief.
A
hebben
B
zijn

Slide 13 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

Jullie ... 16 jaar oud.
A
hebben
B
zijn

Slide 14 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

De jongen ... een jas.
A
heeft
B
is

Slide 15 - Quiz

Duid het juiste werkwoord aan.

Het meisje ... groot.
A
heeft
B
is

Slide 16 - Quiz

een jongen, een meisje, groot, lief, oud, jong, klein, mooi, dun... horen bij het werkwoord 'ZIJN'
A
Juist
B
Fout

Slide 17 - Quiz

een broek, een fiets, een auto, een huis, een jas, een stift, een map... horen bij het werkwoord 'ZIJN'
A
Juist
B
Fout

Slide 18 - Quiz

een broek, een fiets, een auto, een huis, een jas, een stift, een map... horen bij het werkwoord 'HEBBEN'
A
Juist
B
Fout

Slide 19 - Quiz

een jongen, een meisje, groot, lief, oud, jong, klein, mooi, dun... horen bij het werkwoord 'HEBBEN'
A
Juist
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Vervoeg het werkwoord 'HEBBEN'

Slide 21 - Open question

Vervoeg het werkwoord 'ZIJN'

Slide 22 - Open question

Duid het juiste antwoord aan.

Ik ... een auto.
A
hebben
B
is
C
heb
D
ben

Slide 23 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.

Wij ... grappig.
A
hebben
B
is
C
zijn
D
bent

Slide 24 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.

Jij ... 16 jaar oud.
A
hebt
B
is
C
zijn
D
bent

Slide 25 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.

Het meisje ... een jurk.
A
hebt
B
heeft
C
is
D
zijn

Slide 26 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.

De jongen ... groot.
A
heeft
B
bent
C
ben
D
is

Slide 27 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.
A
Ik heb groot.
B
Ik is groot.
C
Ik ben groot.
D
Ik zijn groot.

Slide 28 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.
A
Wij hebt een auto.
B
Wij zijn een auto.
C
Wij hebben een auto.
D
Wij is een auto.

Slide 29 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.
A
Het meisje heeft een rok.
B
Het meisje is een rok.
C
Het meisje zijn een rok.
D
Het meisje hebt een rok.

Slide 30 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.
A
Ik heb moe.
B
Ik is moe.
C
Ik zijn moe.
D
Ik ben moe.

Slide 31 - Quiz

Duid het juiste antwoord aan.
A
De jongen hebt een tuin.
B
Het meisje zijn klein.
C
De meisjes hebben een badpak.
D
Ik bent groot.

Slide 32 - Quiz