Les 25 Hoe gebruik je vaktaal?

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

- Quiz Lesson Up: woordenschat
- Nakijken les 24 opdracht 1 t/m 10 
- Uitleg les 25 + oefenen
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat betekent:
Een contactpersoon?
A
Iemand die je kunt aanspreken
B
Iets wat niet openbaar is
C
Onder de leeftijd waarop je volgens de wet volwassen bent
D
Oorzaak van iets zijn

Slide 4 - Quiz

Welk woord hoort hierbij:
'Onder de leeftijd waarop je volgens de wet volwassen bent'
A
De contactpersoon
B
Een minderjarige
C
De rechtspraak reporter
D
Een advocaat

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'de neerslag?'
A
Iets wat niet openbaar is
B
Iemand die je kunt aanspreken
C
Regen, hagel en sneeuw
D
Manier waarop bloed door je lichaam stroomt

Slide 6 - Quiz

Nakijken 
- opdracht 1 t/m 10 op blz. 50 en 51

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Doel
Je leert vandaag hoe je vaktaal herkent en gebruikt op school of in een stage. 

Slide 9 - Slide

Aan welk schoolvak denk je als de volgende woorden leest:

Wervelkolom, middenrif, ademhaling, bloedsomloop.

Slide 10 - Open question

Aan welk schoolvak denk je als je volgende woorden leest:

Woordenschat, begrijpend lezen, inleiding, werkwoordsvormen.

Slide 11 - Open question

Belangrijk om te gebruiken op een toets/SO!

Slide 12 - Slide

Welk beroep hoort hier bij?

Slide 13 - Slide

Bij welk beroep horen de volgende woorden:

Culinaire gerechten, grillen, bakken, fileren van vis.

Slide 14 - Open question

Welk beroep hoort hier bij?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welk antwoord levert de meeste punten op bij een toets?

Slide 17 - Slide

Antwoord
11. B, omdat dit antwoord het meest volledig is en omdat er vaktaal wordt gebruikt.  [T2]

Slide 18 - Slide

Groepsopdracht - Raad het schoolvak/ beroep! (I-vraag)
1. Maak een groepje van 3/4 mensen.
2.  Kies een schoolvak of beroep uit dat je gaat beschrijven aan de hand van 4 woorden. 
3. Eén iemand uit het groepje schrijft de 4 woorden op het bord.
4. De klas moet het beroep of schoolvak raden. 


Tijd: 10 - 15 minuten. 

Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 25, opdracht 1 t/m 12
Hoe?
Lees de opdrachten en probeer de antwoorden te vinden
Klaar?
Lezen in je leesboek
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 20 - Slide