Kritisch denken: Je kunt verzinnen hoe een opdracht uitgevoerd kan worden en je kunt een plan maken.
A1.1: Je kunt vragen hoe het met mensen gaat en reageren op nieuws (gesprek).
A1.4: Je kunt overweg met aantallen, hoeveelheden, kosten en tijden (gesprek).
A2.4: Je kunt afspraken maken (gesprek).
A2.5: Je kunt een eenvoudig telefoongesprek voeren (gesprek).
A1.2: Je kunt in losse woorden en simpele, korte zinnen iets of iemand beschrijven (spreken).