Paragraaf 3.1 & 3.2

CULTUUR
Paragraaf 3.1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

CULTUUR
Paragraaf 3.1

Slide 1 - Slide

NA DEZE LES WEET JE ...
  • ... wat het kernconcept cultuur inhoudt.
  • ... wat het verschil tussen materieel en immaterieel is.
  • ... dat culturen relatief zijn en wat dat inhoudt.
  • ... welke verschillende cultuurgroepen er zijn. 

Slide 2 - Slide

Cultuur
Het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben.

Slide 3 - Slide

OPGEDEELD: CULTUUR
Een cultuur bevat elementen die ... :
  • Mensen in hun hoofd meedragen;
> Waarden, opvattingen en voorstellingen

  • Je aan de buitenkant kunt zien of merken;
> Uitdrukkingsvormen

  • Het gedrag regelen van mensen.
>Normen en instituties

Slide 4 - Slide

Idealen, zoals vrijheid, gelijkheid en vrijheid
Wat mensen in hun hoofd meedragen
Ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een Islamitische, linkse of hedonistische opvatting. Dit zijn waardensystemen.
Beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijvoorbeeld over een oorlog.
Waarden

Opvattingen
Voorstellingen

Slide 5 - Slide

Uitdrukkingsvormen
De materiële aspecten van een cultuur, bijvoorbeeld symbolen (kruis voor christenen, hamer en sikkel voor communisten).

Slide 6 - Slide

Normen
Regels die horen bij waarden. Bijvoorbeeld bij de regel 'ik scheld anderen niet uit', hoort de waarde 'respect'.

Slide 7 - Slide

Instituties
Een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren. Bijvoorbeeld regels rondom het huwelijk.

Slide 8 - Slide

CULTUREN: MATERIEEL EN IMMATERIEEL
Cultuur is materieel
  • Geld en zaken als kunstobjecten, architectuur en kleding
  • Het is tastbaar (je kunt het aanraken)

Cultuur is immaterieel
  • Taal, waarden en normen
  • Het is niet tastbaar (je kunt het niet aanraken)

Slide 9 - Slide

CULTUREN ZIJN RELATIEF
Tijd- en plaatsgebonden
  • Wat vroeger gewoon was, hoeft dat nu niet meer te zijn
  • Wat gewoon is in Nederland, hoeft niet zo in Japan te zijn
  • Voorbeelden? 

Veranderen onder invloed van wijzigende omstandigheden
  • Bijvoorbeeld: Val van de Berlijnse muur, ontzuiling, 9/11

Slide 10 - Slide

CULTUURGROEPEN
  • Dominante cultuur
De overheersende cultuur in een samenleving
- Invloedrijke positie op gebied van taal, politiek, recht en economie.

  • Subculturen
Een cultuur die op veel punten overeenkomt met de dominante cultuur, maar in bepaalde opzichten afwijkt van de dominante cultuur. 

Slide 11 - Slide

CULTUURGROEPEN
  • Tussencultuur
Immigranten dragen hun originele cultuur nog een tijdje met zich mee en over de generaties wordt deze cultuur door de dominante cultuur verdrongen.

  • Tegencultuur
Culturen die zich verzetten tegen de overheersende cultuur.


Slide 12 - Slide

NATURE-NURTURE
Paragraaf 3.2

Slide 13 - Slide

Nature
Alle eigenschappen van een individu zijn aangeboren, biologisch bepaald. 

Ieder kind dat geboren wordt heeft unieke eigenschappen door biologische en erfelijke factoren.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Nurture
Alle eigenschappen of gedrag van een individu zijn aangeleerd, door de omgeving of opvoeding bepaald.

Dit heeft te maken met de omgeving waarin iemand opgroeit en leeft, de opvoeding en verschillende omgevingsfactoren.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Nature-nurture-debat
De vraag of eigenschappen van mensen meer worden bepaald door nature of nurture.

Slide 19 - Slide

Gedrag van mensen wordt bepaald door hun genen.
Filosofen/Wetenschappers bij nature-nurture
Criminelen zien er anders uit dan niet-criminelen.
Het meeste gedrag van mensen en dieren is aangeleerd.
Criminaliteit is niet aangeboren, maar mensen kiezen er zelf voor om crimineel gedrag te vertonen.
John Locke & John Stuart Mill
Lombroso
Behavioristen Pavlov en Skinner
Merton

Slide 20 - Slide