9.5 en 9.6

Thema 9 Planten
Paragraaf 5: Bestuiving, bevruchting en verspreiding

Paragraaf 6: Ontkieming, groei en ontwikkeling

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 9 Planten
Paragraaf 5: Bestuiving, bevruchting en verspreiding

Paragraaf 6: Ontkieming, groei en ontwikkeling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesverloop
  1. Terugkoppeling
  2. Leerdoelen
  3. Uitleg
  4. Zelfstandig werken 
  5. Lesafsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke organen zijn nodig voor het transport van stoffen door de plant?
A
vaatbundels en wortels
B
vaatbundels, wortels en bladeren
C
vaatbundels, wortels en bloemen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Doel van de les: 
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
  • Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.
  • Je kunt de ontwikkeling van een zaad en de verdere groei en ontwikkeling van kiemplanten beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe een plant de winter overleeft en hiervan voorbeelden geven.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bestuiving
-stuifmeel van een meeldraad komt op de stemper van een stamper.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zelfbestuiving en kruisbestuiving

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Insecten bloemen

en windbloemen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Windbloemen vs Insectenbloemen

Slide 8 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bouw en functie bloemen
  • Bloemkroon: bestaat uit kroonbladeren
  • Groot/opvallende bloemkroon= aanlokken insecten dus insectenbloem
  • Klein/ onopvallende bloemkroon= windbloem 
Insectenbloem: meeldraden/stamper in de bloem, weinig stuifmeel (ruw/kleverig)


Windbloem: meeldraden/stamper hangen buiten de bloem, veel stuifmeel (licht en glad)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voortplantingsorganen
  • Mannelijk: Meeldraden met daarin stuifmeelkorrels
  • Vrouwelijk: Stamper (bestaande uit stempel, stijl en vruchtbeginsel)
Mannelijke voortplantingsorganen
Vrouwelijke voortplantingsorganen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bevruchting
  • Versmelten kern stuifmeelkorrel met kern eicel-> bevruchte eicel
  • Uit elke bevruchte eicel kan een zaad ontstaan
  • In vruchtbeginsel kunnen meerdere zaden ontstaan
Stamper met stuifmeelbuizen
Zaadbeginsel en deel van een stuifmeelbuis

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Na de bevruchting

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen na de bevruchting
  • De bevruchte eicel en het zaadbeginsel groeien
  • Uit de bevruchte eicel komt het kiempje: het jonge plantje
  • Uit de zaadbeginsel ontstaat een zaad.
  • Kroonbladeren, kelkbladeren en meeldraden verdwijnen.
  • Vrucht ontstaat uit verdikking van het vruchtbeginsel

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zaadverspreiding
  • Te weinig licht, water en ruimte voor alle zaadjes vlakbij de plant-> verspreiding
  • Door wind: hulpmiddelen om lang te blijven zweven
  • Door dieren: sappig vruchtvlees/kleverig
  • Plant zelf: wegslingeren zaden 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Groei en ontwikkeling
  • Groei (groter/zwaarder) door mitose
  • Lengtegroei in groeipunten, worteluiteinden/top plant -> veel glucose aanwezig
Lengtegroei in groeipunten, worteluiteinden/top van de plant, door celstrekking

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Een-, tweejarig en vaste planten
  • Eenjarige plant: Ontwikkeling van zaad tot zaad in 1 jaar
  • Vaste plant: meerdere jaren vorming zaad. Bovengrondse deel sterft geheel/gedeeltelijk af in najaar

Tweejarige plant
Jaar 1: vorming wortels, stengels en reservevoedsel in bladeren
Jaar 2: vorming bloemen, vruchten en zaden

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Levenscyclus

Slide 20 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Bij planten: wat is het verschil tussen bestuiving en bevruchting?
A
bij bevruchting komt er stuifmeel op de stamper
B
bij bestuiving komt er stuifmeel bij de eicellen in het vruchtbeginsel.
C
bij bevruchting komt de kern van stuifmeel bij de eicellen in het vruchtbeginsel
D
Bij bestuiving komt de kern van stuifmeel bij de eicellen in het vruchtbeginsel

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat zie je hier?
Een...
A
Windbloem
B
Insectenbloem
C
Een lelijke bloem
D
Dit is geen bloem

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen kenmerk van een insectenbloem?
A
Meestal grote , gekleurde bloemen
B
Geuren niet (hebben geen lekkere geur)
C
Hebben meestal nectar
D
Meeldraden maken weinig stuifmeel

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van bestuiving vindt plaats bij nummer 1?
A
Zelfbestuiving
B
Kruisbestuiving
C
Geen bestuiving

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Op welke manier worden de zaden van de afbeelding verspreid?
A
Door de plant zelf
B
Door dieren
C
Door de wind

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Doel van de les: 
  • Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt en welke veranderingen er na bevruchting in het vruchtbeginsel plaatsvinden.
  • Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de zaden worden verspreid.
  • Je kunt de ontwikkeling van een zaad en de verdere groei en ontwikkeling van kiemplanten beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe een plant de winter overleeft en hiervan voorbeelden geven.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

En wat nu?
Aan de gang met de opdrachten van 9.5 en 9.6
Let op opdracht 9 van 9.5
Let op opdracht 8 en 9 van 9.6

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions