Mavo 4 -Examentraining

Toets training
BTE - Mevrouw Valkenaars
1 / 47
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with text slides.

Items in this lesson

Toets training
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
  • CPE boekje af en ingeleverd
  • Plan duidelijk decor kerstactie
Planning theorie
W48: Se week - SE BTE
W51: Plan kerstactie - Do geen les 
W50: Decor kerstactie
W51: Decor kerstactie - Do geen les
W52: Kerstvakantie
W1: Kerstvakantie
W2: Indentiteit
W3: Indentiteit - Breekweek
W4: Indentiteit
W5: Indentiteit

Vandaag in de les
Vandaag:
  • CPE boekje invullen en inleveren (5x)
  • Kerstactie brainstorm (mindmap, schetsen.......)

Slide 2 - Slide

Centraal praktisch examen: vanaf 10 maart
Centraal examen:
Vrijdag 23 mei 2025

Planning theorie
W2: Indentiteit
W3: Indentiteit - Breekweek
W4: Indentiteit
W5: Indentiteit
W6:Indentiteit
W7:Indentiteit
W8:Indentiteit
W9:Indentiteit
W10: Carnavalsvakantie
W11: Start CPE

Vandaag in de les
Vandaag:

Slide 3 - Slide

Centraal praktisch examen: vanaf 10 maart
Centraal examen: Vrijdag 23 mei 2025

Planning theorie
W11: Start CPE
W12: CPE
W13: Voorbereiden SE
W14: Toetsweek
W15: Examentraining
W16: Examentraining
W17: Meivakantie
W18: Meivakantie
W19: Donderdag vrij voor studie
W20:  Start Examens


Vandaag in de les
Vandaag:

Slide 4 - Slide

4e klas
Examen
PO Mens
PO Hyperrealisme 
Praktijk 
examen
Theorie 
examen
Theorie
Praktijk
3e klas
PO Dromen 
Praktijk
SE 1 

SE 2 
Ontdeck
refl en eva 

Slide 5 - Slide

4e klas
Examen
3e klas
50 %          50%

Slide 6 - Slide

4e klas
Examen
3e klas
6.8
5
(6.8+5):2=5.9
(7+5,9):2=6.5

Slide 7 - Slide

Huiswerk heel het jaar:
Leren begrippen Ontdeck kaarten (studygo)
Uit het hoofd leren voorstelling en vormgeving
Planning theorie
W44: Wat te leren voor de toets
W45:
W46: Donderdag geen les
W47:
W48: Se week - SE BTE
W49:
W50:
W51: Do geen les - kerstact.
W52: Kerstvakantie
W53: Kerstvakantie
Vandaag in de les
Vandaag:
  • Opbouw cijfer
  • Leerdoelen
  • Wat leren voor de toets
  • Oefenen

Slide 8 - Slide

Examentraining:
  • Placematten - Voorstelling en vormgeving (groepjes)
  • Kijken naar kunst (samen)
  • Examen zoek vraag (2 tallen)
  • Toets, tips & tricks (samen)
  • 30seconds (groepjes) 
  • Syllabus (alleen)
  • Mappen uitpluizen (alleen)


 



Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 9 - Slide

Magazine
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 10 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling (Magazine opdracht)

De voorstelling is dat wat er op het kunstwerk te zien is en wat het voorstelt. 

Luister naar de docent welk kunstwerk wordt aan de hand van de voorstelling omschreven.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 11 - Slide

Voorstelling

Blikrichting, gebaar, 
gezichtsuitdrukking, houding, 
kleding, landschap, mimiek, 
naar de fantasie, 
naar de waarneming,
 portret, stilleven, vertellend,
vereenvoudigd, abstract, realistisch.

Slide 12 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Vormgeving

De vormgeving is hoe het kunstwerk 
opgebouwd, met vorm, licht, kleur, ruimte en compositie

Luister naar de docent welk kunstwerk wordt aan de hand van de vormgeving omschreven.




Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 13 - Slide

Vormgeving


Vorm
Compositie
Ruimte
Licht

Slide 14 - Slide

Pitch
Bereid in 10 min een pitch voor met je tweetal
Ceren & Isolde & Davidson   - Pagina 1
Ceyda & Ayla - Pagina 2
Joep & Amber - Pagina 4
Reva & Irem - Pagina 5
Feline & Jayden - Pagina 6


Slide 15 - Slide

Pitch - Onderbouw je antwoorden
Bereid in 10 min een pitch voor met je tweetal
  • Lees je pagina & kies een kunstwerk uit
  • Onderzoek naar de kunstenaar op internet

Pitch
  • Vertel wat je te weten ben gekomen over de kunstenaar & kunstwerk
  • Wat hebben jullie kunnen vinden van de aspecten van de voorstelling? 
  • Wat hebben jullie kunnen vinden van de aspecten van de vormgeving? 

timer
1:00

Slide 16 - Slide

Examen vraag
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 21 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Tips & Tricks
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 24 - Slide





Betekenis 'vervreemdend'
Je hebt gezocht op het woord: vervreemdend.
ver·vreem·den (vervreemdde, heeft, is vervreemd)


  1. vreemd maken aan: hij heeft zijn vrienden van zich vervreemd
  2. vreemd worden aan: van zijn vaderland vervreemden

Slide 25 - Slide

Examen zoek vraag
In twee tallen krijg je vragen en antwoorden van een examen.

Zoek bij de juiste vraag de juiste antwoorden

Slide 26 - Slide

Opbouw van jouw cijfer
Proefwerken en toetsen: 25% (Klas 3 & 4)
Praktische opdrachten: 25%  (Klas 3 & 4)
+
Centraal Praktisch Examen (CPE) 25%
Centraal Examen (CE) 25%
=
Examen cijfer

Slide 27 - Slide

Tips om te leren - Tip 1
​Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen​
Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. ​


Neem de tijd om ook de afbeeldingengoed te bekijken!


Slide 28 - Slide

Tips om te leren - Tip 2
  • Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen. ​

  • Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis! ​




Slide 29 - Slide

Tips om te leren - Tip 3
  • Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen. ​


GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” . ​
FOUT: “beetje donkere kleuren”​ 
Formuleer helder!






Slide 30 - Slide

Duidelijk zijn
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.​

Veel vragen beginnen met “ omschrijf” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat.






Slide 31 - Slide

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 32 - Slide

Examentraining:
  • Kijken naar kunst (samen)
  • Syllabus (2 tallen)
  • Pictionary (samen)
  • Oefen examen (alleen)
  • Nakijken (2 tallen)
  • Mappen uitpluizen (alleen)




Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 33 - Slide

Kijken naar kunst
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Examentraining
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 38 - Slide

Examentraining:
  • SO test (alleen)
  • Syllabus (2 tallen)
  • Pictionary (samen)
  • Oefen examen (alleen)
  • Nakijken (2 tallen)
  • 30 seconds (samen)




Planning
W15: Examen training
W16: Examen training
W 17: Meivakantie
W18: Meivakantie

W19:  Centraal Examen

26 mei 
Centraal Examen Tekenen 

Slide 39 - Slide

Syllabus
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 40 - Slide

Syllabus
Markeer alle begrippen die je WEL kent.

Zoek samen de betekenis van deze begrippen op.
timer
15:00

Slide 41 - Slide

Pictionary
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 42 - Slide

30 Oefen examen
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 43 - Slide

Oefen examen
  • Maak de vragen van het oefen examen. 
  • Je krijgt hier 20 minuten voor
  • Het maakt niet uit hoe ver je komt
  • Lees goed 
  • Onderbouw je antwoorden goed

timer
20:00

Slide 44 - Slide

Oefen examen - nakijken
  • In twee tallen krijg je het nakijk model.
  • Kijk samen jullie examens na.
  • Schrijf tips op, "wat kun je verbeteren?"


Slide 45 - Slide

30 seconds
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 46 - Slide

timer
1:00

Slide 47 - Slide