What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Kapitel 3
Grammatik Kapitel 3 Wiederholung
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatik Kapitel 3 Wiederholung
Slide 1 - Slide
In de Duitse taal hebben wij 4 naamvallen
Vandaag ga wij de volgende 2 naamvallen herhalen.
De eerste en de vierde naamval.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de eerste naamval)
A
mich
B
uns
C
sind
D
er
Slide 4 - Quiz
Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de vierde naamval)
A
jullie
B
euch
C
dich
D
jij
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Video
Hij/hem regel
Leg aan je buurman uit wat dit betekent?
Welke vorm krijgt de eerste naamval?
Welke vorm krijgt de vierde naamval?
Slide 7 - Slide
Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Wanneer wordt er een 'e' achter een bezittelijk voornaamwoord gezet?
A
Bij mannelijke woorden ('der' woorden)
B
Bij meervoud (altijd 'die')
C
Bij vrouwelijke woorden ('die' woorden)
D
Bij onzijdige woorden ('das' woorden)
Slide 9 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
32 Jahre
D
alt
Slide 10 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden.
Wat bepaalt ook alweer de 'uitgang' van een bezittelijk voornaamwoord?
A
Wat mooier klinkt.
B
Het geslacht van het onderwerp van de zin.
C
Het geslacht van het woord waarop het bezittelijk vnmw betrekking heeft?
D
Geen idee.
Slide 11 - Quiz
Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 12 - Quiz
Kies het juiste voorzetsel met persoonlijk voornaamwoord
Du gehst ........ (zonder mij) zur Party.
A
durch mich
B
ohne mir
C
ohne mich
D
für mich
Slide 13 - Quiz
Kies het juiste voorzetsel met persoonlijk voornaamwoord
Du gehst ........ (zonder mij) zur Party.
A
durch mich
B
ohne mir
C
ohne mich
D
für mich
Slide 14 - Quiz
Er küsst ....... (haar).
A
es
B
Sie
C
sie
D
ihr
Slide 15 - Quiz
Herhaling van het zwakke werkwoord
Du ........ (tanzen) mit mir.
A
tanzt
B
tanzst
C
tanze
D
tanst
Slide 16 - Quiz
Vervoeg de juiste werkwoordsvorm!
Er (arbeiten)….. in einer Bank.
A
arbeite
B
arbeitest
C
arbeiten
D
arbeitet
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik Kapitel 3 Wiederholung
February 2019
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU3 L1
29 days ago
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik Kapitel 3 Wiederholung
January 2018
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
26 days ago
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
Grammatik Kapitel 3 Wiederholung
January 2024
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Maandag 29.03.21
March 2021
- Lesson with
47 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
K2 les 2 grammatik + lezen
25 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education