werkwoorden

Zinsbouw
groep 5/6
1 / 19
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsbouw
groep 5/6

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik kan de woordensoorten lidwoord, naamwoord en werkwoord herkennen.

De hond loopt op de stoep.

Slide 2 - Slide

Waarom?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

'speciale' naamwoorden
Voor sommige naamwoorden kun je geen lidwoord zetten 
Mama loopt naar de kast ze pakt een boek
Mama loopt naar de kast ze pakt een boek
ze = ook een naamwoord 

Slide 6 - Slide

Vandaag staat de juf voor groep 5/6.
A
de
B
voor
C
juf
D
staat

Slide 7 - Quiz

Vandaag staat de juf voor groep 5/6.
A
de
B
voor
C
juf
D
staat

Slide 8 - Quiz

Vandaag sta ik voor groep 5/6.
A
de
B
voor
C
ik
D
sta

Slide 9 - Quiz

Werkwoord 
Een werkwoord laat zien wat er gedaan wordt in een zin 

Slide 10 - Slide

wat kun je doen?

Slide 11 - Mind map

De ridder slaapt in zijn tent.
wat is het werkwoord?
A
ridder
B
slaapt
C
tent
D
zijn

Slide 12 - Quiz

Aisha smeert zeep op haar handen.
Wat is het werkwoord?
A
handen
B
zeep
C
smeert
D
op

Slide 13 - Quiz

De juf kijkt naar de kinderen.
Wat is het werkwoord?
A
kijkt
B
naar
C
juf
D
de

Slide 14 - Quiz

De buurman staat bij de deur.
Wat is het werkwoord?

A
de
B
buurman
C
bij
D
staat

Slide 15 - Quiz

Het paard snuffelt aan de wortel.
Wat is het werkwoord?
A
snuffelt
B
het
C
aan
D
wortel

Slide 16 - Quiz

Buiten spelen heel veel kinderen.
Wat is het werkwoord?
A
heel
B
veel
C
buiten
D
spelen

Slide 17 - Quiz

De paarden hinniken in de wei.
Wat is het werkwood?
A
paarden
B
hinniken
C
wei
D
de

Slide 18 - Quiz

De zon schijnt aan de hemel.

A
zon
B
de
C
schijnt
D
hemel

Slide 19 - Quiz