Avoir -

Le  verbe  avoir
C
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Le  verbe  avoir
C

Slide 1 - Slide

welke vormen van avoir
ken je al? Tip: heb jij een broer?

Slide 2 - Mind map

Van

           
   
     Wat betekent "avoir"?


Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

Slide 3 - Slide

We gebruiken het werkwoord "avoir"  vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde woorden volgens jou ?


1   Chantal  a  une  belle auto.
2   Nous  avons  100.000  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    deux  T-shirts  blancs.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 4 - Slide

je
tu
elles
nous
il
wij
ik
jij
hij
zij

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?
avoir...... avoir.......
       mmmm....

Slide 8 - Slide

Noteer de vormen van avoir
die je nu weet

Slide 9 - Mind map

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00

Slide 10 - Slide

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 11 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 13 - Quiz

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 15 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 16 - Drag question

Au  revoir

Slide 17 - Slide

ken je nu de vormen van avoir?
A
oui
B
non
C
un peu

Slide 18 - Quiz

Wat was jouw antwoord?
oui, maak (online) exercice 30, 31

Non, of un peu; lees blz 49 en maak daarna ex 30,31
Ben je klaar, maak online ex 32

Slide 19 - Slide