This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Geen en niet: Wat is het verschil?
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen geen en niet en kun je deze correct gebruiken.
Slide 2 - Slide
Leg het doel van de les uit aan de studenten.
Wat weet je al over het gebruik van geen en niet?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Geen en niet
Geen en niet worden vaak verkeerd gebruikt.
The words have different meanings and are used differently.
Geen = no
Niet = not
Slide 4 - Slide
Leg uit wat geen en niet betekenen en waarom het belangrijk is om ze correct te gebruiken.
Geen
Geen is used for something that does not exist or is not present.
Slide 5 - Slide
Geef voorbeelden van hoe geen wordt gebruikt en hoe het zich verhoudt tot niet.
Niet
Niet is used to negate.
Slide 6 - Slide
Geef voorbeelden van hoe niet wordt gebruikt en hoe het zich verhoudt tot geen.
Ontkennende zinnen (negating sentences)
Ontkennende zinnen gebruiken
niet in combinatie met een werkwoord/voorzetsel en
geen in combinatie met een zelfstandig naamwoord.
Slide 7 - Slide
Leg uit hoe negatieve zinnen worden gevormd en geef voorbeelden.
Oefening
Fill in the missing words:
Ik heb _____ huiswerk vandaag.
Ik ben ______ moe.
Ik heb________ snoep.
Slide 8 - Slide
Geef de studenten een oefening om het gebruik van geen en niet te oefenen.
Meervoud
Bij meervoud wordt
geen gebruikt in combinatie met een zelfstandig naamwoord en niet in combinatie met een werkwoord.
Slide 9 - Slide
Leg uit hoe geen en niet worden gebruikt bij meervoud en geef voorbeelden.
Toepassing
Ik heb een hond.
Ik ga lopen.
Hij heeft een zebra.
Zij houdt van zwemmen.
Wij maken het huiswerk.
Jullie moeten zitten in de bus.
Slide 10 - Slide
Laat de studenten hun kennis toepassen door zinnen te schrijven met geen en niet.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.