1. mijn broer
pestte (ik-vorm + te ---> pest+te)
2. ik heb gekrabd (stam is krabb, laatste letter b, dus gekrabd)
3. jullie hebben geshopt (stam is shopp, laatste letter p, dus geshopt)
4. mijn cavia heeft gereisd (stam is reiz, laatste letter z, dus gereisd)
5. jij faxt (ik-vorm + t ---> fax+t)
6. zij verft (ik-vorm + t ---> verft)
7. antwoord jij (ik-vorm. Denk aan 'loop jij', dat is ook de ik-vorm)
8. mijn hond heeft geschopt (stam is schopp, laatste letter p, dus geschopt)