spelling - toets 1 februari - g1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

spelling & werkwoordspelling

g1

Wat moet je kennen en kunnen?

- hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

- komma's gebruiken

- verkleinwoorden correct spellen

- persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen

- informatie over spelling, meervoud, trappen van vergelijking opzoeken in een woordenboek 

- woorden met -i, -ie en -y goed spellen. 

- de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen

- de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen

- voltooide en onvoltooide deelwoorden correct spellen

Je moet leren (SOM): 

blz. 34 t/m 37 (Kijk goed naar opdr. 4 en 5 van blz. 35)

blz. 66 t/m 69 (Kijk goed naar opdr. 3, 4 en 6 van blz. 67)

blz. 100 - 101

blz. 132 - 133

Onderdelen:

hoofdletters en leestekens

spelling in het woordenboek

werkwoordspelling: tegenwoordige tijd, verleden tijd (sterke en zwakke werkwoorden), voltooid en onvoltooid deelwoord

www.vandale.nl

Hoe ga je leren voor de toets?

- Maak een overzicht van de theorie (de groene blokken). Schrijf het op in je eigen woorden. 

- Maak de opdrachten die je moeilijk vond nog een keer.

- Oefen extra opdrachten op de site van de methode (via SOM naar leermiddelen). 

- Schrijf de woorden van de opdrachten die je moet leren nog een keer op. 

- Maak een oefentoets voor een klasgenoot. 

- Oefen met werkwoordspelling op www.cambiumned.nl. 

Trappen van vergelijking

stellende trap --> vergrotende trap --> overtreffende trap

lief - liever - liefst

groot - groter - grootst

goed - beter - best

moe - moeër - moest

Vandaag:

- Uitleg werkwoordspelling

- Nakijken gemaakte opdrachten vorige week

- Lever een foto in van je nagekeken werk bij opdrachten in Teams

Werkwoordspelling

Vandaag:

leer je hoe je persoonsvormen in de tegenwoordige en in de verleden tijd moet spellen. 

Wat is een werkwoord?

Hoe vind je de persoonsvorm?

Werkwoordsvormen:

- persoonsvorm tegenwoordige tijd

- persoonsvorm verleden tijd

- voltooid deelwoord

- onvoltooid deelwoord

(PV) Waarom heb jij je fiets niet meegenomen?

1. Waarom
2. heb
3. jij
4. meegenomen

persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

ik      verf / aai / droom / vind

jij (+t)    verft / aait / droomt / vindt

Let op: als je/jij achter de pv staat en je kunt het vervangen door je/jij, dan schrijf je de ik-vorm

Vind je het gezellig? (Vind jij het gezellig?)

Vindt je zus het gezellig? (*Vind jij zus het gezellig?)

hij/zij/het (+t)    verft / aait / droomt / vindt

wij -en       verven / aaien / dromen / vinden

pvtt
Wat (voorspellen) het weerbericht?

1. voorspeld
2. voorspel
3. voorspelt
4. voorspelde

pvtt
Waarom (worden) jij zo boos?

1. wordt
2. word
3. werd
4. worden

pvtt
(Zenden) je klasgenoot hem morgen nog even een berichtje?

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Geef een voorbeeld van een zwak werkwoord.

Werkwoordsvormen:

- persoonsvorm tegenwoordige tijd

- persoonsvorm verleden tijd

- voltooid deelwoord

- onvoltooid deelwoord

persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

- sterke werkwoorden

Hier zijn geen regels voor. Die moet je gewoon kennen. (strijd-streden, lopen-liep, gaan-ging, worden-werden)

- zwakke werkwoorden

Voor deze werkwoorden gebruik je KoFSCHiPTaXi.

pvvt - zwakke werkwoorden

1. Neem de stam (hele werkwoord - en).

aai - droom - verv - fax - wacht

2. Staat de laatste letter van de stam in

KoFSCHiPTaXi?

Ja = + te(n)   Nee = + de (n)

aaide / droomde / verfde / faxte / wachtte

pvvt
(Hoeven) jullie geen huiswerk te maken?

1. Hoeven
2. Hoefde
3. Hoefte
4. Hoefden

pvvt - Het nieuwtje (verspreiden) zich door de school.

pvvt - Het rotsblok (vallen) op de geparkeerde auto.

pvvt- De koeien (loeien) toen we bij het hek stonden.

pvvt - Hij (vergroten) zijn voorsprong,.

pvvt Hij (skaten) gisteren naar huis.

Snap je hoe je de persoonsvorm moet spellen in de tegenwoordige en in de verleden tijd?

😒🙁😐🙂😃

Maken (blz. 100 - 101) :

opdr. 1 t/m 4

Morgen: opdr. 1 t/m 3 af. Lever een foto in bij opdrachten in Teams. 

Vandaag:

-Leer je hoe je het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord moet spellen. 

- nakijken huiswerk (opdr. 1 t/m 3, blz. 100 - 101).

- Maken opdr. 4 (blz. 101) 

- Maken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133). Hier gaan we morgen in de les mee verder. 

Werkwoordsvormen:

- persoonsvorm tegenwoordige tijd

- persoonsvorm verleden tijd

- voltooid deelwoord

- onvoltooid deelwoord

Geef een voorbeeld van een voltooid deelwoord.

voltooid deelwoord (vd)

- Het voltooid deelwoord heeft altijd een ander werkwoord nodig (hulpwerkwoord). 

- Een voltooid deelwoord schrijf je hetzelfde als de pvvt. Dat betekent dat als de pvvt met een -t geschreven wordt, het vd ook met een -t geschreven wordt. 

vertrekken - vertrokken / gaan - gegaan / werken - gewerkt / aaide - geaaid / verfde - geverfd

vd De straat was (bezaaien) met vuurwerkresten.

vd - De voorzitters zijn gisteren (aftreden).

vd - Zij heeft mij altijd goed (begeleiden).

Geef een voorbeeld van een onvoltooid deelwoord.

het onvoltooid deelwoord (od)

infinitief (=hele werkwoord) +d

zingend / lopend / fietsend / lachend / dromend 

OD of VD?
De kinderen werden naar huis (gebracht).

1. od
2. vd

OD of VD?
De kinderen hebben (juichend) hun cadeau in ontvangst genomen.

1. od
2. vd

OD of VD?
De kinderen hebben juichend hun cadeau in ontvangst (genomen).

1. od
2. vd

pvtt-pvvt-od-vd

Macaroni (lusten) de grijsaard gisteren niet.

pvtt-pvvt-od-vd

(Lachen) stond hij bovenaan de piste.

pvtt-pvvt-od-vd
Na lang aarzelen (aanvaarden) hij nu zijn nieuwe functie

pvtt-pvvt-od-vd
Er (barsten) hevig onweer los, toen we gisteren naar huis fietsten.

pvtt-pvvt-od-vd
Gisteren heeft Sophie Pieter op een blikje cola (trakteren).

Snap je hoe je het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord moet spellen?

😒🙁😐🙂😃

Je hebt nu alle werkwoordsvormen gehad. Welke vind je nog lastig?

pvtt

pvvt

vd

od

geen

Nu:

 nakijken huiswerk (opdr. 1 t/m 3, blz. 100 - 101).

- Maken opdr. 4 (blz. 101)

- Maken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133). Hier gaan we morgen in de les mee verder. 

Vandaag:

- Afmaken opdr. 4 (blz. 101)

- Afmaken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133).

- Antwoorden nakijken en verbeteren (antwoorden staan in SOM). Lever een foto in van je nagekeken werk bij de opdracht in Teams.

- Maak een planning om de toets voor te bereiden.