Bij een monopolie is er sprake van een heterogeen goed.
A
Juist
B
Onjuist
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Bij een monopolie is er sprake van een heterogeen goed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 1 - Quiz
Bij een monopolie is productdifferentiatie geheel afwezig.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Bij een monopolie zijn er veel aanbieders.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Lesdoelen
Aan het einde van deze les ken je de marktvorm oligopolie en duopolie.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
In welk marktvorm functioneert Transavia?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Heterogeen oligopolie
Slide 8 - Quiz
welke marktvorm?
A
Volledige mededinging
B
monopolistische concurrentie
C
oligopolie
D
monopolie
Slide 9 - Quiz
Noem een voorbeeld van een oligopolie
A
supermarkten
B
tankstations
C
banken
D
zorgverzekeraars
Slide 10 - Quiz
Het welvaartsverlies is gelijk aan
A
driehoek EBC
B
driehoek EAF
C
vierkant BCBA
D
driehoek CBF
Slide 11 - Quiz
Welke oppervlakte geeft de maximale winst van deze monopolist weer?
A
A
B
B
C
A+B
D
er is geen winst
Slide 12 - Quiz
De grafiek geeft de kosten en opbrengsten van een monopolist. Welk oppervlakte geeft het consumentensurplus bij maximale winst van de monopolist?
A
driehoek BCE
B
vierkant ABCD
C
driehoek CDF
D
driehoek EAF
Slide 13 - Quiz
De omzet is maximaal bij P
A
1
B
4
C
3
D
3,5
Slide 14 - Quiz
De winst is maximaal bij P
A
1
B
4
C
3
D
3,5
Slide 15 - Quiz
Welke oppervlakte(s) geeft/geven de totale omzet aan als de monopolist naar maximale winst streeft?
A
A
B
B
C
C
D
A+B+C
Slide 16 - Quiz
Lesdoelen
Aan het einde van deze les ken je de marktvorm oligopolie en duopolie, weet je wat een kartel is, weet je wat welvaartsverlies is en kun je dit in een grafiek aangeven.
Slide 17 - Slide
In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
Slide 18 - Poll
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 19 - Open question
Huiswerk
Digitaal maken module 3 hoofdstuk 2 vraag 23 t/m 36