This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
H3a
Goedemiddag!
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
1. Lesdoelen
2. Quiz met vragen leerlingen
3. Zelfevaluatie (zou je een toets voldoende kunnen maken?)
5. Wat moet er nog uitgelegd worden?
6. Uitleg nieuwe lesstof
7. Afronding
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je of je:
de regels voor de hoofdletters in alle gevallen kent
de regels voor het gebruik van de komma in alle vallen kent
de regels voor het gebruik van de dubbele punt en aanhalingstekens kent
Slide 3 - Slide
Quiz
Je hebt met een groepje een aantal quizvragen gemaakt die verwerkt zijn in een quiz. Die maken we met z'n allen. Hier en daar zijn de vragen wat aangepast naar het niveau (2F) dat je moet hebben voor spelling.
Log in met de code!
Slide 4 - Slide
Hoofdletters
Slide 5 - Slide
Schrijf je de maanden van het jaar met een hoofdletter?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quiz
Wat is de regel voor het schrijven van namen van feestdagen en afleidingen daarvan? Namen schrijf je.... Afleidingen schrijf je....
Slide 7 - Open question
Noteer de zin en plaats hoofdletters en leestekens.
mevrouw van galen bevalt het prima in haar nieuwe ferrari
Slide 8 - Open question
Noteer de zin en plaats hoofdletters en leestekens.
jan de vries fietst iedere week van amsterdam naar hilversum
Slide 9 - Open question
Als er een getal aan het begin van de zin staat, welk woord moet dan met een hoofdletter?
Slide 10 - Open question
Noteer de zin en corrigeer waar de hoofdletters niet juist zijn.
Pieter Van Den Hoogenband, zwemt in een Zwembad in Zuid-Limburg.
Slide 11 - Open question
Komma's
Slide 12 - Slide
Noteer de zin en voeg zo nodig komma's toe.
Jesse de beste van de klas pakt zijn spullen omdat hij naar school moet gaan.
Slide 13 - Open question
Noteer de zin(nen) en voeg zo nodig komma's toe.
Au dat doet pijn ik heb je al zo vaak gezegd dat ik geen vuurvaste handen heb
Slide 14 - Open question
Noteer de zin en voeg zo nodig komma's en hoofdletters toe.
we gaan rondreizen door het zuiden van frankrijk spanje en zelfs noord-afrika.
Slide 15 - Open question
Wat wordt bedoeld met een tussenwerpsel?
Slide 16 - Open question
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
1) Raad eens wie ik gisteren tegenkwam, Selma. 2) Raad eens wie ik gisteren tegenkwam: Selma
Slide 17 - Open question
Dubbele punt & aanhalingstekens
Slide 18 - Slide
Wat is de overeenkomst tussen de dubbele punt en aanhalingstekens?
Slide 19 - Open question
Vul dubbele punt, aanhalingstekens en hoofdletters in.
Oma vroeg aan ons gaan jullie mee boodschappen doen?
Slide 20 - Open question
Vul aan met de benodigde leestekens en hoofdletters.
Oma zei hij kijk uit
Slide 21 - Open question
Vul aan met de benodigde leestekens en hoofdletters.
de docent zei ik kan zien dat je goed hebt geoefend
Slide 22 - Open question
Waar moet jij nog mee aan de slag? Wat ging goed/wat moet beter?
Slide 23 - Open question
Lesdoelen
Je weetnu of je:
de regels voor de hoofdletters in alle gevallen kent
de regels voor het gebruik van de komma in alle vallen kent
de regels voor het gebruik van de dubbele punt en aanhalingstekens kent
Slide 24 - Slide
Hoe vond je deze les waarbij je zelf input hebt mogen leveren?