This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
LessonUp Frans H2
Woorden en Zinnen
Slide 1 - Slide
Doelen:
Na de les kan je:
Woorden toepassen
Zinnen toepassen
passé composé en présent
Slide 2 - Slide
Vertaal: de nicht
A
La soeur jumelle
B
La cousine
C
Le cousin
D
La cuisine
Slide 3 - Quiz
Vertaal: wit
A
Blanc, blanche
B
noir(e)
C
D
grand(e)
Slide 4 - Quiz
Vertaal: l'oiseau
A
de vogel
B
de kip
C
de hamster
D
de konijn
Slide 5 - Quiz
vertaal: voyager
A
kletsen
B
doorbrengen
C
uitnodigen
D
reizen
Slide 6 - Quiz
vertaal: de ouders
A
le parent
B
les parent
C
les parents
D
le parents
Slide 7 - Quiz
vertaal: Waar woon jij?
A
tu habites dans une maison?
B
tu habites oú?
C
tu habite où?
D
tu habites où?
Slide 8 - Quiz
Vertaal: j'habite á Paris
A
ik woon in Parijs
B
ik slaap in Parijs
C
ik woon in parijs
D
ik woon in een flat in Parijs
Slide 9 - Quiz
zij heet Lola
A
elle s'appelle Lola
B
il s'appelle jan-dirk
C
il s'appelle Lola
D
elle s'appelle jan-dirk
Slide 10 - Quiz
Vertaal: Tu habites dans une maison
A
Woon jij in een huis
B
Woon jij in een kasteel
C
Woon je in een appartement
Slide 11 - Quiz
Vertaal: heb je een dier
A
tu es un animal
B
as tu un animal
C
tu as un animal
Slide 12 - Quiz
Uitleg passé composé
Als je verteld dat je iets hebt gedaan, gebruik je in het Frans de passé composé. Deze tijd maak je met een vorm van avoir en een voltooid deelwoord, bijvoorbeeld parlé. Het voltooid deelwoord is het hele werkwoord -er en dan +é