Werkwoorden 2 les 39-47 verleden tijd EXTRA UITLEG BiZ

Werkwoorden 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Huiswerk controle !
Werkwoorden 2 les 27-38 verleden tijd regelmatige werkwoorden.


3.17 en 3.18 computeropdrachten

Slide 2 - Slide

Wat ga je vandaag leren?
De verleden tijd van de onregelmatige en regelmatige werkwoorden herhalen en oefenen.

Ik kan de verleden tijd van de onregelmatige en regelmatige werkwoorden goed schrijven. 

Slide 3 - Slide

Leg uit !

De verleden tijd      regelmatige werkwoorden                   

 knippen                               De kapper____________________ mijn haar

Slide 4 - Slide

Leg uit!
De verleden tijd             regelmatige werkwoorden              

 geloven                                Wij___________________  haar.

Slide 5 - Slide

Leg uit?

De verleden tijd                    regelmatige werkwoorden      

 huren                       Mijn broer____________________ een fiets.

Slide 6 - Slide

Leg uit?

De verleden tijd            regelmatige werkwoorden              

 reizen                       _______________ u vroeger vaak naar Spanje?

Slide 7 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Soms verandert de verleden tijd van klank :
begrijp- begreep
schiet- schoot
drink-dronk
buig-boog

Soms moet je de verleden tijd uit je hoofd leren.

Slide 8 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik bijt
jij bijt
u bijt
hij bijt
zij bijt
wij bijten
jullie bijten
zij bijten
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 9 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik vlieg
jij vliegt
u vliegt
hij vliegt
zij vliegt
wij vliegen
jullie vliegen
zij vliegen
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 10 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik spring
jij springt
u springt
hij springt
zij springt
wij springen
jullie springen
zij springen
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 11 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik ruik
jij ruikt
u ruikt
hij ruikt
zij ruikt
wij ruiken
jullie ruiken
zij ruiken
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 12 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik bespreek
jij bespreekt
u bespreekt
hij bespreekt
zij bespreekt
wij bespreken
jullie bespreken
zij bespreken
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 13 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik ontvang
jij ontvangt
u ontvangt
hij ontvangt
zij ontvangt
wij ontvangen
jullie ontvangen
zij ontvangen
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 14 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik kijk
jij kijkt
u kijkt
hij kijkt
zij kijkt
wij kijken
jullie kijken
zij kijken
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 15 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik verbied
jij verbiedt
u verbiedt
hij verbiedt
zij verbiedt
wij verbieden
jullie verbieden
zij verbieden
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 16 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik sluit
jij sluit
u sluit
hij sluit
zij sluit
wij sluiten
jullie sluiten
zij sluiten
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 17 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik zwem
jij zwemt
u zwemt
hij zwemt
zij zwemt
wij zwemmen
jullie zwemmen
zij zwemmen
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 18 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik word
jij wordt
u wordt
hij wordt
zij wordt
wij worden
jullie worden
zij worden
Verleden tijd
ik
jij
u
hij
zij
wij
jullie
zij

Slide 19 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 20 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan onregelmatige  en regelmatige werkwoorden in de verleden tijd juist schrijven.

    Slide 21 - Slide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de verleden tijd schrijven?

    Slide 22 - Slide

    Huiswerk ?
    Werkwoorden 2
    Les 39-47  afmaken 
    Maandag 8 mei na de vakantie!


    Slide 23 - Slide

    Slide 24 - Slide