NN5 3B H3 Proefwerk

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Oefenen proefwerk H3

3 basis

Lezen

Aan een ... kun je zien met welk verband je te maken hebt.

1. alinea
2. titel
3. signaalwoord
4. kernwoord

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
hoewel, echter, maar, tegenover

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
en, ook, bovendien, tevens

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
ten slotte, daarnaast

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
zo, zoals, denk aan

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tegenstelling

Woordenschat

Wat betekent:
wijze

1. verschillende
2. manier
3. goed
4. laten zien

Wat betekent:
doorgaans

1. meestal
2. verdeeld over
3. vooraf
4. samen

Wat betekent:
promoten

1. meer gaan verdienen
2. reclame maken
3. een succes
4. bijzonder gevonden

streven naar = als .... stellen

negeren = ergens geen .... aan geven

afhankelijk zijn van = iets of iemand .... hebben

Wat betekent....
Er met de pet naar gooien.

1. je best doen
2. niet je best doen

Wat betekent....
de kantjes ervan af lopen

1. je best doen
2. niet je best doen

Wat betekent....
zich het vuur uit de sloffen lopen

1. je best doen
2. niet je best doen

Grammatica en spelling

Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een enkelvoudige zin.

1. waar
2. niet waar

De persoonsvormen in een samengestelde zin kun je het makkelijks vinden door de tijd te veranderen.

1. waar
2. niet waar

Maak een samengestelde zin:
Wouter zat in het park te vissen. Hij ving niet één vis. (maar)

Maak een samengestelde zin:
Ik eet graag sushi. Ik ben dol op vis. (omdat)

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Tim kreeg een bekeuring, omdat hij na 21 uur buiten was.

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Terwijl het buiten regende, maakte Ira haar huiswerk.

De brandweer (beweren) dat dat nog nooit is gebeurd.

Onze klas (verhuizen) naar de derde verdieping.

Onze klas is (verhuizen) naar de derde verdieping.

De brief is naar de ouders (sturen).

Welk voorzetsel mist er?
overeenkomen ....

1. tot
2. op
3. met
4. aan

Welk voorzetsel mist er?
.... de duim houden

1. onder
2. op
3. tegen
4. aan

Welk voorzetsel mist er?
.... aanraking komen met

1. onder
2. op
3. in
4. tegen

Hoe goed ken je het proefwerk al?

😒🙁😐🙂😃

Wat wil je nog weten?