NN5 3GT H3 Proefwerk

Oefenen proefwerk H3
3GT
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen proefwerk H3
3GT

Slide 1 - Slide

Lezen

Slide 2 - Slide

Aan een ... kun je zien met welk verband je te maken hebt.
A
alinea
B
titel
C
signaalwoord
D
kernwoord

Slide 3 - Quiz

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
hoewel, echter, maar, tegenover
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 4 - Quiz

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
en, ook, bovendien, tevens
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 5 - Quiz

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
ten slotte, daarnaast
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
zo, zoals, denk aan
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 7 - Quiz

Woordenschat

Slide 8 - Slide

Wat betekent 'secuur'?
A
uitgebreid
B
extra waarde
C
precies
D
nuttig effect

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'overeenkomen met'
A
ermee te maken hebben
B
overeenstemmen
C
extra waarde
D
uitgebreid

Slide 10 - Quiz

Tijdens de persconferentie werd de lock down .......
A
in gebreke gebleven.
B
gefunctioneerd.
C
stabiel.
D
aangekondigd.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking?
Merel laat zich niet uit het veld slaan.

Slide 12 - Open question

Wat betekent de uitdrukking?
Mijn ouders hebben de schaapjes op het droge.

Slide 13 - Open question

Grammatica

Slide 14 - Slide

Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De barceque van de buren ......................
A
De barbecue
B
barbecue
C
van de buren
D
buren

Slide 16 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de post van mijn oma......
A
de post
B
post
C
van mijn oma
D
oma

Slide 17 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
....... de gele vaas ......
A
de gele vaas
B
vaas
C
gele vaas
D
gele

Slide 18 - Quiz

Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een enkelvoudige zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De persoonsvormen in een samengestelde zin kun je het makkelijks vinden door de tijd te veranderen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

a) Je kunt ten allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
b) Linde krijgt een nieuwe fiets en een nieuwe iPhone.
A
a en b zijn enkelvoudige zinnen
B
alleen a is een samengestelde zin
C
alleen b is een samengestelde zin
D
a en b zijn samengestelde zinnen

Slide 21 - Quiz

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Tim kreeg een bekeuring, omdat hij na 21 uur buiten was.

Slide 22 - Open question

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Terwijl het buiten regende, maakte Ira haar huiswerk.

Slide 23 - Open question

Spelling

Slide 24 - Slide

Een woord met een meervoud op -en en -s krijgt alleen een tussen -e-
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Welk woord is goed?
A
blindedarm
B
blindendarm
C
blinddarm
D
blindsdarm

Slide 26 - Quiz

Welk woord is goed?
A
etalagespop
B
etalegenpop
C
etalagepop
D
etalagenspop

Slide 27 - Quiz

Welk woord is goed?
A
zonscherm
B
zonnenscherm
C
zonnescherm
D
zonnensscherm

Slide 28 - Quiz

Welk woord is goed?
A
najaarsstorm
B
najarenstorm
C
najaarstorm

Slide 29 - Quiz

reus + gezellig =

Slide 30 - Open question

volk + zanger =

Slide 31 - Open question

aap + rots =

Slide 32 - Open question

De brandweer (beweren) dat dat nog nooit is gebeurd.

Slide 33 - Open question

Onze klas (verhuizen) naar de derde verdieping.

Slide 34 - Open question

Onze klas is (verhuizen) naar de derde verdieping.

Slide 35 - Open question

De brief is naar de ouders (sturen).

Slide 36 - Open question

Hoe goed ken je het proefwerk al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Wat wil je nog weten?

Slide 38 - Open question