H2 Spelling

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2 - Spelling

Leenwoord en spelling Engelse werkwoorden





Doel:
Je maakt kennis met Franse en Engelse leenwoorden en je leert Engelse werkwoorden correct spellen. 


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2 - Spelling

Leenwoord en spelling Engelse werkwoorden





Doel:
Je maakt kennis met Franse en Engelse leenwoorden en je leert Engelse werkwoorden correct spellen. 


Slide 1 - Slide

Engelse leenwoorden

Samenstelling: aan elkaar.
(twee of meer losse woorden die samen een nieuw woord vormen)
latenightshow, voicemail, managementteam, skatebaan

Woordgroep: los
intensive care, black tie, low budget

Rechterdeel een Engels voorzetsel: streepje
time-out, all-in, lay-out


Slide 2 - Slide

Franse tekens


cliché, paté                           accent aigu  

scène, misère                       accent grave  

enquête, gênant                 accent circonflexe

Slide 3 - Slide

Franse woorden verliezen in het Nederlands hun accenttekens, behalve 

- op de e als dat voor de uitspraak nodig is:
   crème, café
- in woorden die echt Frans aandoen:
  déjà vu, crème fraîche


controle, diner, crouton, debacle, generen, ragout, zone

Slide 4 - Slide

Het verslag van de .........
A
stageair
B
stagiair

Slide 5 - Quiz

.. had een verzorgde .....
A
layout
B
lay-out

Slide 6 - Quiz

Liselot borg haar ..... zorgvuldig op
A
makeup
B
make-up

Slide 7 - Quiz

.. in haar .....
A
etui
B
étui

Slide 8 - Quiz

Pas op met die ......
A
jus d'orange
B
jus-d'orange

Slide 9 - Quiz

.. op dat antieke ...!
A
dressoire
B
dressoir

Slide 10 - Quiz

Het lage ..... betekende uiteindelijk
A
nivo
B
niveau

Slide 11 - Quiz

het ..... van de hogeschool.
A
faillissement
B
fallisement

Slide 12 - Quiz

Zijn de bussen voorzien van ...
A
air-bags
B
airbags

Slide 13 - Quiz

en ....?
A
airco
B
air-co

Slide 14 - Quiz

Simone van der Vlugt schreef een spannend boek over de .....
A
quillotine
B
guillotine

Slide 15 - Quiz

Instructie
Zo spel je Engelse werkwoorden
- De ik-vorm maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen-speech)
- Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen-softbal)
- In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je de ik-vorm of de ik-vorm+t
- In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je 't sexy fokschaap

Slide 16 - Slide

't sexy fokschaap 
  • Hele werkwoord - en = de stam
  • Laatste letter van de stam:
    - wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
    - niet in 't sexy fokschaap > de (n)

Slide 17 - Slide

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 18 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 19 - Slide

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 20 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel op de uitspraak.

Slide 21 - Slide

Engelse werkwoorden

Ik heb al die oude contacten (vd)


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 22 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij werkwoorden die uit het Engels komen, gebruik je de Nederlandse regels voor spelling.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 23 - Slide

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 24 - Quiz

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 25 - Slide

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 26 - Quiz

Opdracht deze les
Blz. 65 - opdracht 2
Blz. 66 - opdracht 1,2 en 3

pvtt = persoonsvorm in tegenwoordige tijd
pvvt = persoonsvorm in verleden tijd
vd = voltooid deelwoorden

Wat niet af is deze les maak je tijdens een flexles van Nederlands of thuis :) 

timer
10:00

Slide 27 - Slide