This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
De Middeleeuwen
Vroege en Late Middeleeuwen
Slide 1 - Slide
Noem de naam van de tijdvakken en bijbehorende jaartallen van hoofdstuk zes en zeven.
Slide 2 - Open question
De agrarische samenging ontstond door
A
de val van het West-Romeinse Rijk
B
de val van het Oost-Romeinse Rijk
Slide 3 - Quiz
Clovis werd machtig doordat...
A
Hij een goede legerleider was
B
Hij een goede relatie had met de kerk
C
A + B zijn juist
Slide 4 - Quiz
geef een omschrijving van de standenmaatschappij
Slide 5 - Open question
Adel
geestelijkheid
Boeren en burgers
geloof
bidden
vechten
beschermen
werken
belasting betalen
paus
graaf
schoenmaker
Slide 6 - Drag question
Waarom was het voor Karel de Grote belangrijk dat iedereen Christelijk werd?
Slide 7 - Open question
Leg uit waarom Karel de Grote het leenstelstel bedacht
Slide 8 - Open question
Noem twee gevolgen van de Karolingische Renaissance.
Slide 9 - Open question
De baas van een domein wordt de domeinheer genoemd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd
Slide 11 - Quiz
Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.
Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
A
Een horige
B
Een heer
Slide 12 - Quiz
Wie bedoelen we met heidenen?
A
Mensen die geloven in het christendom.
B
Monniken
C
Mensen die niet in het christendom geloofden.
D
Horigen die moeten luisteren naar de heer.
Slide 13 - Quiz
Noem 2 manieren waarop missionarissen heidenen tot het christendom probeerden te bekeren.
Slide 14 - Open question
hoofdstuk 7
Slide 15 - Slide
Welke godsdienst is ouder?
A
christendom
B
islam
Slide 16 - Quiz
Zet de onderstaande ontwikkelingen in de juiste volgorde!
Verbeteringen in de landbouw
Ontstaan voedseloverschotten
Bevolkingsgroei en specialisatie
Toename handel
Ontstaan markten
Ontstaan steden
Slide 17 - Drag question
Waarom is de Hanze een goed voorbeeld voor de opkomst van handel en steden in de late middeleeuwen?
Slide 18 - Open question
De hoogste sociale laag in een middeleeuwse stad waren de rijke kooplieden en ambachtslieden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
De laagste sociale laag in een middeleeuwse stad waren arme arbeiders
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
De hoogste positie van de stedelijke rechtbank was voor
A
de schout
B
de schepen
Slide 21 - Quiz
Heren verkochten stadsrechten omdat ze het geld hard nodig hadden voor hun leger
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
De schout werd benoem door
A
Klein groepje belangrijke burgers
B
De heer van het gebied
Slide 23 - Quiz
1500
v. Chr.
1000
v. Chr.
500
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
➤Sleep het icoon van het tijdvak dat bij de
Late Middeleeuwen hoort naar de juiste plek in de tijdlijn.
Slide 24 - Drag question
Gebruik de bron
Steden werden niet zomaar ergens gebouwd. Mensen die een stad gingen bouwen, zochten naar een goede plek.
➤ Aan welke twee voorwaarden moest die plek voldoen?
Gebruik de bron
Slide 25 - Open question
Gebruik de bron
➤ Aan de noordkant (bovenkant) van de stad zie je akkers liggen, nog binnen de stadsmuren. Waarom legden stadsbewoners akkers aan binnen de muren terwijl er buiten de stadsmuren meer plek was?
Gebruik de bron
Slide 26 - Open question
➤ Leg uit hoe de pest zo veel slachtoffers kon maken. Gebruik in je antwoord de volgende woorden: Azië – pestbacterie – ratten – vlooien – hygiëne – schepen – Europa.
Je antwoord moet uit minstens veertig woorden bestaan.
Slide 27 - Open question
➤ Sleep de onderdelen naar de juiste plek in het schema.
schepenbank
schout
raad
burgemeester
rakkers
Slide 28 - Drag question
➤Een gilde was in de middeleeuwen een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
➤Wat was geen verbetering van de landbouw uit de Middeleeuwen?
A
Bemesting
B
Het halsjuk
C
Kunstmest
D
Drieslagstelsel
Slide 30 - Quiz
➤Welke bevolkingsgroep vond je in de middeleeuwen alleen in de steden?
A
De boeren
B
De burgerij
C
De adel
D
De geestelijken
Slide 31 - Quiz
➤Wie maakten de regels en wetten in de steden in de tijd van de Middeleeuwen?
A
rechters/advocaten
B
koning/koninginnen
C
schout/schepenen
D
burgemeesters
Slide 32 - Quiz
➤Welke ziekte was voor groot gevaar in de Middeleeuwen?
A
de waterpokken
B
rode hond
C
de griep
D
de pest
Slide 33 - Quiz
➤Wat is een ambacht?
A
Een beroep waarbij goederen of waren met de hand worden gemaakt
B
Een beroep dat in de industrie een grote rol speel
C
Een getal dat werd gebruikt in de middeleeuwen
D
Een groot blok metaal waarop de smid zijn werktuigen aansloeg
Slide 34 - Quiz
➤Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.
Slide 35 - Quiz
Vr 4 Welke plichten die horigen hadden komen in de bron hiernaast terug? (2p)
Slide 36 - Open question
Hoe heeft de Islam zich na de dood van Mohammed verspreid?
Slide 37 - Open question
Geef een politieke en een religieuze oorzaak voor de kruistochten.
Slide 38 - Open question
Geef een positief en een negatief gevolg van de kruistochten.